Wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Nuenen
Datum 10 januari 2022

Vraag1

U kunt reageren op alle onderdelen van het Besluit.
Het rekenen met één en dezelfde rekenrente voor premie en verplichtingen wordt in 2007 verschillend gemaakt. De berekening van de in 2007 ingevoerde risicovrije rekenrente is opgedragen aan De Nederlandsche Bank (DNB), terwijl in de Pensioenwet en het FTK sinds 2007 staat vermeld dat de marktwaarde van de verplichtingen moet worden gebruikt. Daar er geen markt is voor pensioenverplichtingen heeft DNB als vervanger de Rente Termijn Structuur (RTS) bedacht op basis van de risicovrije rekenrente van de SWAP-markt. De gemiddelde waarde van de RTS is momenteel circa 0,6%. Daardoor moet een pensioenfonds nu al bijna net zoveel pensioenkapitaal bezitten nodig om de pensioenen tot over 60 jaar te kunnen uitbetalen. Op die manier worden de pensioenverplichtingen tot gigantische hoogtes opgedreven, waardoor de dekkingsgraad van pensioenfondsen abnormaal laag is. Met als gevolg dat de pensioenen sinds 2008 niet of nauwelijks meer zijn geïndexeerd voor inflatie. Enkele pensioenfondsen zoals PMT en PME hebben de pensioenen in 2013 en 2014 zelfs moeten korten tot soms wel 7%. Een en ander heeft een onnodig koopkrachtverlies tot gevolg gehad van 25% of nog meer voor miljoenen deelnemers en gepensioneerden. Daar kom nog bovenop dat anders dan voorheen hoge eisen worden gesteld aan het minimaal eigen vermogen (MVEV) die onnodig zijn.

Dit pensioenonrecht moet stoppen, de pensioenen moeten direct weer worden geïndexeerd voor inflatie en de achterstallige indexatie en kortingen aan pensioen dienen met inhaalindexatie te worden gerepareerd. De totale kosten van de gemiste indexatie sinds 2008 bedraagt volgens berekeningen van Huub Esten voor alle gepensioneerden samen eenmalig minimaal € 42 miljard en maximaal € 47 miljard, omdat niet precies bekend is hoeveel pensioenen toch een indexatie hebben ontvangen. De inhaalindexatie voor werkenden en slapers bedraagt volgens dezelfde berekeningen eenmalig € 60 miljard. Dat is maximaal € 107 miljard herstelkosten op een huidig pensioenvermogen per 1 juli 2021 van meer dan € 1736 miljard (opgave DNB). Dat is slechts circa 6% van het pensioenvermogen aan pensioenherstelkosten. Dit pensioenherstel dient dan ook op korte termijn te worden uitgevoerd.

Bijlage