Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam BCTN (MSc B. de Groot)
Plaats Nijmegen
Datum 25 augustus 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a Ondersteunen door overheid is niet de juiste denkrichting. De vervuiler betaald door een verschuiving van belasting zou beter zijn. Voorbeelden: tijdsafhankelijke kilometerheffing, vignet voor buitenlandse kentekens, zelfde accijns op scheepsbrandstof en kerosine als burgers betalen. Belasting op elektriciteit gelijk voor bedrijven en burger. Dit soort maatregelen zorgen voor draagvlak en inkomsten voor de overheid om de transitie nog verder te versnellen.
1b: allen zijn verweven, men zou de belasting voor burgers en bedrijven voor materialen en energiedragers gelijk moeten trekken hierdoor wordt onderzoek bij kennisinstellingen verder bevorderd omdat vervuiling belast wordt en er een drive komt de transitie te versnellen. De overheid is hierbij in de lead. Voorbeeld: binnenvaart betaald geen accijns over scheepsbrandstoffen, als er eenzelfde accijns over diesel zou gelden als voor de burger zouden alles schepen op zeer korte termijn worden omgebouwd naar batterij elektrisch omdat dit simpelweg goedkoper is. De kennisinstellingen zijn nodig om de regelgeving en techniek te optimaliseren. Overheid moet gaan belasten en verouderde wetgeving omtrent binnenvaart zsm veranderen en bedrijven zullen radicaal vergroenen op het moment dat het kostenefficiënter is. De burger merkt enkel bij zwaar vervuilende aankopen waarbij veel “duur” vervoer nodig is dat de prijs om dit nu groen aan te kopen met een klein percentage (berekend voor een gemiddeld product onder de 1%) zou kunnen stijgen. Dit enkel als het niet zonder emissie vervoert wordt.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Vervuiler betaald.
CO2 based belasting op alle goederen
Geen focus op tussenoplossingen zoals biogas, lng etc. 0emissie is voor alle energie behoefte nu al technisch mogelijk
Toelaten vleesvervangers en hogere belasting op schadelijke voeding met grote belasting op milieu. Kan op basis van seed to product analysis. Of waterfootprint zou ook een goede basis zijn. Al het voedsel dat veel water nodig heeft heeft automatisch een hogere milieubelasting.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a grootschalige opwek en grootschalige opslag. Een robuust net dat dynamisch is ingericht om pieken en dalen over geheel Europa gemakkelijker op te vangen. Een zonnepaneel levert in Griekenland 2x zoveel op dan in de noordelijke landen. Wind levert op de Noordzee veel meer op dan op de middelandse zee. Er moet integraal naar het net en opwek worden gekeken waarbij men als 1 Europa denkt.
3b van het net af moet gestimuleerd worden. Er zijn in Nederland genoeg communities die nog maar sporadisch gebruik zullen hoeven te maken van het stroomnet. Belastingverlaging op stroom en Verhoging belasting op gebruik fossiele brandstoffen. Afsluiting van het gasnet zou gestimuleerd moeten worden. Dit is nu zelfs complex. Afsluiten van het gasnet alsook van het stroomnet is bij ons in de straat een mogelijkheid. De kosten hiervoor zijn echter hoger dan de aansluiting laten bestaan. Smart local grids moeten niet gestraft worden door afsluiting complex en duur te maken.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Een groot deel van het verbruik ligt nog altijd in de onwetendheid van de mens. Het opleiden van mensen over simpele zaken als stoken met ramen en deuren open en het niet belasten van werkelijk verbruik speelt hierin een belangrijke rol. Men zou niet meer inclusief gas water licht moeten kunnen huren en men zou nog meer afgestraft moeten worden op verbruik. Direct inzage als meldingen door de slimme meters die er nu zijn met verbruik op dagbasis zouden verplicht moeten worden zodat de energiemaatschappijen of wellicht de netbeheerders de gebruikers inzicht geven tot op minuut niveau van het gebruik van de aansluiting. Dit zal ervoor zorgen dat men de kost van de apparatuur in gebruik gemakkelijk kan herleiden naar een kostencomponent. Voorbeeld: melding op zondag dat er tussen 17 en 18 veel energieverbruik plaatsvindt. Er is op dat moment friet gebakken in een frituur, de kosten hiervan zijn x.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De overheid slaat de plank volledig mis. De veeteelt zal in de komende paar jaar verdwijnen omdat kweekvlees en plantaardige producten in de plaats zullen komen. Er moet af worden gestapt van het steunen van veeteelt en deze voor de natuur zwaar belastende vorm van boeren. Nederland heeft als nummer 2 exporteur van voedsel in de wereld de kans een voorbeeld te stellen naar de wereld en werkelijke akkers terug te geven aan de natuur en efficiënte landbouw / kweekvlees op de kaart te zetten. Nederland heeft als 1 van de weinige plekken op aarde (nog) voldoende schoon water beschikbaar. Het inefficiënt onttrekken van water en vervuilen door het gebruik van pesticiden en bemesting zou strikter moeten worden aangepakt. Dit zou onze toekomstige voorraad zoet water minder kosten in behandeling van dit water in de toekomst op kunnen leveren. De huidige uitputting van Nederland is niet de toekomst. Bescherming van veeteelt zal zorgen voor een verlies op de internationale export markt. Glastuinbouw zal zsm zonder glas moeten gaan plaatsvinden. Men moet zich afvragen of men in Nederland het land wil blijven vervuilen voor economisch gewin. Men zou ook op een inclusief beleid kunnen focussen waarbij bijvoorbeeld niet het grootste deel van het varkensvlees voor export wordt gebruikt. Laten zien hoe je je directe omgeving divers efficiënt kan voeden zonder hoge belasting van het milieu en zonder veel transport waarbij de technologie de wereld verovert.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Als deze projecten er zijn zal ik daarin participeren

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a nog altijd ben ik een tegenstander van subsidie en een voorstander van belasten. Fossiele brandstoffen dienen een hogere prijs te krijgen alsook de kilometerheffing en teven een kostencomponent voor voornamelijk buitenlandse kentekens. In Nederland is intussen het grootste deel van de vrachtwagens (let op niet de trailers) geëquipeerd met een buitenlandse plaat. Deze betalen voor het ook nog eens hoogste gebruik van het wegennet per kenteken geen enkele vorm van belasting. Het verlagen van belasting op elektriciteit zou voor de algemene business case het meeste opleveren. Dit is uiteindelijk de beste subsidie die men kan opvoeren.
7b nogmaals is het verlagen van de electriciteitsprijs de beste subsidie. Een goedkope financiering is ook een optie om mensen die het lastig kunnen betalen te stimuleren. Maar lagere tco van elektrische auto’s is binnen 2 jaar gewoon een feit met huidige belasting op elektriciteit. Het verlagen van deze belasting zou dit het meest stimuleren omdat het omslagpunt voor het kopen van een e auto nog eerder wordt bereikt.
7c we hebben een prachtig Waternet waar we veel meer over kunnen vervoeren. Er vindt echter een reversed model shift plaats. Er gaat steeds meer over de weg en steeds minder over water. Dit heeft te maken met de kostencomponent. Oekraïense en Roemeense chauffeurs rijden nog altijd voor lage prijzen met veelal vervuilende vrachtwagens in onze logistieke sector. Het is van belang dat er fors belast gaat worden op het gebruik van het wegennet door buitenlandse chauffeurs zodat deze meebetalen aan onze fantastische infrastructuur maar ook de concurrentiepositie van het vervoer over water versterken.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
We hebben in Nederland een enorme CO2 uitstoot in het Rotterdamse. Het eerlijk belasten van deze uitstoot bij oa raffinaderijen is een short term gain die nodig is om de transitie te versnellen. Uiteindelijk zullen de raffinaderijen wereldwijd voor een groot deel verdwijnen. Simpelweg omdat de alternatieven op fossiele brandstoffen binnen vijf jaar goedkoper zijn. De overheid dient dus zware belastingen door te voeren op deze grote vervuilers om zowel de transitie nog meer te versnellen alsook de uitstoot daarmee direct te reduceren.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Er zijn optimale locaties Europees voor zowel wind als zon. Er is e hier in Nederland nog meer dan voldoende potentie. Bijna alle warenhuizen en boerderijen in Nederland zijn nog altijd niet geëquipeerd met zonnepanelen. De varkensboeren in onze regio zeggen heel simpel: de terugverdientijd is langer dan een jaar dus waarom zou ik erin investeren? Dit geldt tevens voor de investeerders in warenhuizen zoals goodman. Windmolens dienen op optimale windlocaties gezet te worden. Er is ruimte voor laten we die benutten.