Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam Mevr. J.A Habermann-Noteboom
Plaats Lettele
Datum 5 oktober 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

Het klimaat beleid kan alleen maar milieu winst opleveren als we circulair gaan denken en leven. Dat betekend dat we kijken hoe we alle grondstoffen kunnen hergebruiken etc. en het milieu zo min mogelijk belasten. Dit betekend ook dat we de bevolkingsgroei moeten remmen. En dat economische groei geen doel meer moet zijn, maar een bevolkingstevredenheids onderzoek in plaats hiervan moet komen. Hoe gelukkig is je bevolking is de graadmeter. Economische groei is alleen vol te houden in een groeimarkt en die kennen we niet meer in Europa. Deze is verplaatst naar China en andere werelddelen die van heel ver komen. We zouden al blij moeten zijn met het op pijl houden van de economie. Wij zijn de hoogtij dagen allang voorbij. Dus de doelen moeten per onmiddellijke ingang worden bijgesteld.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
We moeten ophouden over klimaatdoelstellingen, het moet zijn milieu doelstellingen. Daar begint de misvatting al. Circulaire economie, circulair denken moet de inhoud zijn in alles. Niet het bouwen van onrendabele windmolens en vervuilende elektrische auto's om de economie kunstmatig te stimuleren. De technologie kan hierbij heel goed worden ingezet en het bedrijfsleven kan hierin gestimuleerd worden. Biodiversiteit kan door meer natuurlijke meststoffen te gebruiken en de grond natuurlijk te verrijken door echte mest i.p.v. kunstmest. De grond mist essentiële voedingsstoffen zoals magnesium waardoor de biodiversiteit verloren gaat. Het stikstof probleem is een gecreëerd probleem en de normering in Europa moet gelijk worden getrokken. Boeren doen heel veel aan natuurbeheer en zijn hier bij uitstek goed in, geef hen vaker deze rol en betaal ze ervoor.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
We moeten kijken hoe we met z'n allen minder energie kunnen gebruiken. Dat is primair.

Vervolgens is aardgas (veelal ingekocht in het buitenland een prima methode om het huis te verwarmen). De gaskraan in Nederland kan ook gewoon dicht. Dat is geen enkel probleem. Vervolgens hebben we nog initiatieven als biogas (uit slip of mest) die heel veel energie kunnen geven. Zonne energie is ook redelijk schoon, behalve de productie van zonnepanelen en het afval wat na afschrijving ontstaat. We moeten stoppen de burger op idioot hoge kosten te jagen. Het huidige klimaatplan is dan ook het faillissement voor Nederland. De burger wil wel mee doen en denken, maar alleen als het echt bijdraagt en budgettair te behappen is voor hem of haar.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Verduurzamen van woningen moet echt zijn, gas is niet zo slecht als gesteld wordt. Het geeft een schone verbranding. Dus jaag de burger niet onnodig op kosten. Op termijn is er genoeg biogas beschikbaar. Dit is echt een booming.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Waardevol en verbonden gaat over toegevoegde waarde van een sector en verbondenheid met de maatschappij. De Nederlandse boeren brengen veel toegevoegde waarde. Zij voeden de Nederlandse bevolking met kwalitatief hoogstaande levensmiddelen. De fabrieken produceren daartegen laag kwalitatief voedsel (fastfood, patat, E-nummers in voeding, ongezonde vetten in voeding, sojarijke producten). De Nederlandse boer is zo goed in zijn/haar vak dat dit over de hele wereld wordt gewaardeerd en onze agrarische kennis gaat de hele wereld over. Wij moeten dus deze kwalitatief hoge exportproducten behouden ten kosten van alles. Want import staat altijd tegen over export. Zonder export geen import uit bv.. China. Dit betekent dat heel Nederlanders bv.. een goedkope TV meer uit China kunnen kopen. Dus wij zijn goed in agrarische producten van excellente kwaliteit en China in produceren van goedkope Tv's en andere elektronica. Dit moet in evenwicht zijn. In Nederland is voldoende afzetmarkt voor hoogwaardige producten. Maar ook in het buitenland. We moeten niet inzetten op megastallen. Die bouwen ze wel in de Oekraïne. Maar juist de kwalitatief hoogstaande producten. Onze boeren hebben die kennis. De hele stikstofcrisis is een gemaakte crisis op papier en de normering moet snel worden aangepast. Want stikstof is niet plaats of omgevingsgebonden. De ons omliggende landen hebben ook een hele andere normering en het vasthouden van deze normering zal zorgen voor een economisch verval van Nederland. Goede bemesting en onderhouden van natuurgebieden is de oplossing. Wereldwijd kun je het hebben over de stikstof uitstoot. Maar de industrie zal hier een heel groot aandeel in hebben (wereldwijd). Zure regen ontstaat niet in Nederland, maar wereldwijd. Wereldwijd heeft Nederland al een ontzettend lage uitstoot. Dus wij doen al meer dan genoeg. Het is een wereldwijd probleem en het probleem is niet de boeren, maar de overbevolking. En de landen waar voorheen niet zoveel werd uitgestoten, gaan nu economisch steeds beter, dus gaan ook meer consumeren. Daar zit het echt probleem. Niet in Nederland. Het is onzinnig en incompetent te denken dat we als klein landje de wereld gaan redden.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Zonneenergie opwekken kan op heel veel daken. Maar houdt rekening met het produceren van de zonnecollectoren. Dit is ook een een vervuilend proces.
Als je echt milieu vriendelijker wilt leven zullen we allemaal een stapje terug moeten doen en de overbevolking terug moeten dringen. Het is geen leuke boodschap, maar het is niet anders. Windmolens zijn ook totaal niet kostenefficiënt en de productie is ook vervuilend. Er is alleen een alternatief als we circulair gaan denken. En grondstoffen gaan hergebruiken of nieuwe technologie gaan toepassen of over gaan op waterstof. Er is voldoende innovatie. Die wordt onvoldoende gebruikt en men komt steeds weer uit het verouderde concept van windmolens. Dit is echt een weg die al lang voorbij is. Er zijn zoveel nieuwe en schonere alternatieven. Het lijkt wel of de windmolen industrie achter het het hele verhaal zit. Het is totaal ongeloofwaardig dat het nog echt om het milieu gaat.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

Het concept elektrische auto is ook allang verouderd. We hebben auto's die op waterstof rijden. Dus dit is totaal niet interessant en ook nog eens enorm vervuilend. Want wat denk u hoe vervuilend het is een elektrische auto te bouwen en denk dat u dat de grondstoffen hiervoor onbeperkt te winnen zijn?
Ik weet wel zeker van niet. Dan hebben we het nog helemaal niet gehad over waar de batterijen terecht komen van de afgeschreven auto's. In de armste landen. Dat weet u ook vast wel. Nee dit concept is totaal verouderd. We zullen meer regionaal moeten organiseren. Dan hoeven er ook minder reisbewegingen plaats te vinden en is de vervuiling al veel minder. Dus minder en meer regionaal organiseren. Dus ook minder vervoer (en dus mobiliteit) over de weg, lucht en water. Dit betekend dat we zoveel mogelijk in eigen land produceren en verkopen, dat we niet 3x per jaar met het vliegtuig op vakantie kunnen gaan. Dus gooi een tax op het lange afstand vervoer. Dat is de enige oplossing om meer regionaal te doen en het milieu echt een dienst te bewijzen en hou op over verouderde concepten als elektrische auto's, vrachtwagens etc. Dit is echt niet de oplossing. Hier is alleen de economie de winnaar, maar het milieu is het slachtoffer.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Natuurlijker gaan eten en minder in plastic verpakken. We hebben dan tevens minder ziektekosten wat een enorme reductie in zorgkosten betekent. Tevens meer regionaal organiseren. Dus onze producten zoveel mogelijk regionaal kopen en verkopen. Circulair denken geeft ook een enorme reductie. Maar het is zoals eerder gezegd ook een wereldwijd probleem. Daarnaast zal de import van mensen moeten stoppen. In Nederland neemt de bevolking demografisch af. We groeien alleen door import. Hier moeten we mee stoppen. Want de welvarendheid van deze mensen neemt toe. Dus meer mensen die in luxe willen leven, terwijl juist minder luxe moeten gaan leven. We zullen meer kwalitatief hoogstaande elektronica moeten produceren in plaats van wegwerp producten.









Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Op daken kunnen prima zonnepanelen worden toegepast. Het draagvlak voor windmolens is terecht heel laag. Het is een totale ineffciente methode om energie op te wekken en geeft veel overlast en horizon vervuiling. Denk eens in nieuwere concepten. De ouderwetse windmolen is echt niet meer van deze tijd. Circulair denken wel. De technologie is al veel verder. Dus draagvlak vergroting heeft geen zin. Mensen zijn bereid heel veel te doen als het maar zin heeft of zinnig is. Mensen zijn niet gek. Biogas uit slip etc. En hiernaast zullen we met z'n alleen ook gewoon zuiniger moeten gaan leven en de overbevolking moeten tegen gaan. Maar dit heb ik al uitgelegd. Dit is tevens essentieel. Maar zie ik nergens terug.