Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam AFS Ammerlaan
Plaats Zoetermeer
Datum 15 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

Klimaatbeleid moet doelgericht zijn. Dus als we de co2-uitstoot willen verminderen; dan moeten we maatregelen bedenken waarvan we weten dat die de co2-uitstoot echt gaan verminderen. Daarvan is nu geen sprake, integendeel; huishoudens moeten van het gas af, en voortaan koken op elektriciteit uit bruinkoolcentrales in Polen, met een rendement van hooguit 40%; om over het elektriciteitsverlies tijdens omzetting en transport nog maar te zwijgen.
Ons co2-beleid gaat de co2-uitstoot in andere landen dus verhogen; mondiaal verliezen we erop.

Klimaatbeleid moet logisch zijn. Dus niet; hier honderden miljarden uitgeven om van het gas AF te gaan, terwijl Duitsland honderden miljarden investeert om AAN het gas te gaan. Ook in diverse andere EU-landen investeert men nu in gas omdat dat schoon en betrouwbaar is. Ter vergelijking; "groene" stroom is vaak vies (houtverbranding) of onbetrouwbaar (afhankelijk van het weer).

Klimaatbeleid moet haalbaar zijn; er is een groot tekort aan technici voor alle wilde plannen. Het is niet haalbaar om miljoenen huizen om te bouwen, als er nu al een groot tekort aan woningen is. Op dit moment geven bouwbedrijven te hoge offertes, om klanten te weren; ze kunnen de vraag niet aan. Ook de aanpassing van ons elektriciteitsnet (nu al te krap) vergt experts die we niet hebben. De geplande bouw van enorme windmolenparken waarachter altijd conventionele centrales moeten staan (voor als het windstil is) is op korte termijn niet haalbaar.
Ook politiek en juridisch zal de haalbaarheid van bepaalde plannen afnemen als de bijeffecten bekend worden, zoals bij windmolenparken de grootschalige vogel-vermaling, geluidsoverlast, etc.

Klimaatbeleid moet uiteraard ook betaalbaar zijn. Over de precieze kosten wordt van alle kanten gespeculeerd, maar de praktijk laat zien dat de kosten veel hoger zijn dan ze lijken. Een warmtepomp bijvoorbeeld geeft nauwelijks warmte, dus moet een huis bijna luchtdicht geïsoleerd worden. Het ombouwen van gas naar warmtepomp kost een huishouden daardoor al snel 50.000 euro, maar 70.000 per huis is ook niet ongewoon. Belangrijkste kostenpost is arbeid; en hadden we geen tekort aan technici?
Dat zal zeker invloed hebben op de kosten per huis, als gemeenten hele wijken gaan verplichten over te stappen.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Hetzelfde als op de kortere termijn; doelgerichtheid; logica; haalbaarheid; betaalbaarheid.
In theorie biedt dat kansen; we kunnen bijvoorbeeld flink investeren in het opleiden van technisch personeel.

In de praktijk heb ik weinig hoop. De huidige co2-hype laat zien dat er maar weinig politici, beleidsmakers en lobbygroepen geloven in het nut van deskundigheid. Tot op EU- en VN- niveau toe luistert men liever naar een 15-jarig kind dat al jaren spijbelt en zichzelf bijna doodhongerde, dan naar een afgestudeerd natuurkundige.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Elektriciteitsbedrijven werken al heel lang samen, heeft weinig met klimaatbeleid te maken. Klein nadeel van elektriciteit is dat een te groot verschil tussen productie en verbruik direct tot een flinke stroomstoring kan leiden. Daarom wordt het stroomverbruik voortdurend gemonitord, waarna de stroomproductie omhoog of omlaag wordt bijgesteld. Overschotten werden al vaker snel doorverkocht om storingen te voorkomen.
Vraag is of dat met "hernieuwbare" energiebronnen zal blijven lukken. Bij te weinig stroomverbruik kan stroomproductie in een gascentrale snel terug gedraaid worden; bij zonne- of wind- energie ligt dat anders. En aangezien het weer in de landen om ons heen vaak hetzelfde is als hier, kunnen meerdere landen tegelijkertijd een overschot hebben dat ze niet kwijtraken.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Ontwerp eerst maar eens een warmtepomp die echt warmte geeft. Zonder verbouwing van 50.000 euro.
Of een ander duurzaam verwarmingssysteem, dan kiezen mensen daar zelf voor.

Tot die tijd kan het geen kwaad om weer even logisch na te denken. Alle NL-se huishoudens zijn verantwoordelijk voor zo'n 7,7% van de co2-uitstoot; het NL-se vliegverkeer voor 6,5%. Toch wil de politiek méér vliegverkeer, méér globalisering, méér Schiphol; wat klopt daar niet?

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Iemand met tenminste 1 voltooid jaar biologie op een middelbare school in dit kabinet plaatsen.

We sluiten nu koeien op omdat ze teveel scheten zouden laten, maar wilde dieren en mensen laten ook scheten. Overbevolking is het echte probleem; niet de darmwerking van ons vee. En wat duurzaamheid betreft; vee werd traditioneel op de onbruikbare stukken grond gehouden, zoals uiterwaarden en kleigronden. Zo werd oneetbaar gras omgezet in eetbare zuivel en vleesproducten.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

Elektrische auto's zijn minstens zo milieubelastend als dieselauto's.
Nogmaals; stroom is maar zelden groen. Dat geldt zeker voor accu's, die naast zeer giftig ook weer verspillend zijn qua rendement. Dat rendement zal in de loop der jaren ook teruglopen per accu; zowel het rendement van de laadcyclus als de prestaties in kilometers gaan afnemen. Doorslaggevend is niet de leeftijd van de accu, maar het aantal oplaadcycli. En aangezien niemand graag met een lege accu op de snelweg strandt zullen de meeste mensen hun auto dagelijks opladen.

En ook dat is weer een apart probleem; als half Nederland na het werk tegelijkertijd zijn auto aan het stroom zet kan ons huidige net dat niet eens aan. Daarbij, door de vele oplaadbeurten zullen tweedehands auto's notoir onbetrouwbaar worden; en nieuwe auto's kunnen de meeste Nederlanders gewoon niet betalen. Gemiddeld rijden we in auto's van 9 jaar oud; geen enkele accu kan dat aan.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Als we beginnen die windmolens in de tuinen van klimaat-pausen te plaatsen. Met name die zonder vliegschaamte, of met verwarmd buitenbad. Een beetje het volk opzadelen met torenhoge kosten die geen milieuwinst opleveren terwijl ze zelf een 100 keer grotere klimaat-impact hebben.