Wetsvoorstel wijziging huursomstijging

Reactie

Naam Stichting Havensteder (ir B Klomp)
Plaats Rotterdam
Datum 24 april 2019

Vraag1

U kunt reageren op alle aspecten van dit concept wetsvoorstel
Havensteder en Stichting Huurdersalliantie De Brug maken graag gebruik van de gelegenheid om te reageren op het wetsvoorstel wijziging huursomstijging. Wij stellen in gezamenlijkheid tevreden vast dat de minister haast maakt met het wettelijk verankeren van de afspraken uit het Sociaal Huurakkoord.

Het is goed dat de minister de lokale ruimte om af te wijken van een huurverhoging van gemiddeld inflatie via deze wet borgt. Het punt wordt zo uitgewerkt dat dit vastgelegd moet worden in de prestatieafspraken. Dit heeft echter consequenties voor het proces van afspraken maken over huurbeleid.

In het wetsvoorstel staat dat als de corporatie wil afwijken van een huurverhoging van gemiddeld inflatie, dit in de lokale prestatieafspraken moet worden vastgelegd met motivatie. In de huidige situatie overlegt Havensteder het huurbeleid voor het hele bezit (in verschillende gemeenten) met huurdersorganisatie De Brug. Aan het einde van het overlegtraject vraagt Havensteder advies van De Brug (gekwalificeerd adviesrecht conform Overlegwet). Indien afspraken over afwijken in prestatieafspraken moeten worden opgenomen, ontstaat de situatie dat verschillende lokale huurdersorganisaties op gemeenteniveau, met corporatie(s) en gemeente afspraken maken over het huurbeleid. Dat is praktisch zeer onwenselijk. Ook doorkruist dit gedachte dat Havensteder met De Brug één huurbeleid voor het gehele bezit overeenkomt. Daarnaast zien wij het huurbeleid niet als onderdeel van de prestatieafspraken met de gemeente (m.u.v. aantallen beschikbare woningen per doelgroep en prijsklasse, het toepassen van de inkomensafhankelijke huurverhoging en betaalbaarheidsmaatregelen).

Havensteder werkt in een regionale woningmarkt en heeft investeringsopgaven op dat schaalniveau. Voor deze regionale opgave is het nodig de huren meer te verhogen dan met inflatie. Het afzonderlijk met gemeenten en lokale huurdersorganisaties bepalen en afspreken van de benodigde investeringsopgave en bijbehorende huurverhoging lijkt daarom niet logisch. Daarnaast wordt hierdoor het proces om te komen tot een huurbeleid onnodig complex, in plaats van een traject tussen twee organisaties (woningcorporatie en overkoepelende huurdersorganisatie) moeten afspraken met zes gemeenten en drie huurdersorganisaties worden gemaakt.
Vanwege duidelijkheid voor huurders en het niet nodeloos compliceren van de uitvoering zijn wij voorstander van één huurbeleid en één afspraak met de Overlegwet als wettelijke basis.