Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Reactie

Naam ZOA Hulp|Hoop|Herstel (P.J. Zoutewelle)
Plaats Apeldoorn
Datum 22 maart 2018

Vraag1

Voorkomen van conflict en instabiliteit

Nederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.

Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.

Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
Een oorzaak van conflict en instabiliteit is dat jongeren geen perspectief op verandering hebben. Nederland kan een bijdrage leveren in de aanpak deze grondoorzaak door vakopleidingen van deze jongeren te stimuleren. Dit beleid moet geflankeerd worden door het stimuleren van markten. Ook moet Nederland zich inzetten voor het verwijderen van handelsbarrières.

Op het gebied van conflictpreventie en het stimuleren van stabiliteit kan Nederland meer resultaten boeken door te focussen op de onderlinge dialoog tussen groepen. Externe conflicten leiden ertoe dat de capaciteit van groepen om onderlinge verschillen te overbruggen onder druk komen te staan. Om deze verdieping van conflicten tegen te gaan zou Nederland zich moeten richten op het vergroten van weerbaarheid van bevolkingsgroepen tegen conflicten.

Burgers niet alleen instituties erkennen. Zij moeten ook de vaardigheden hebben om op een zinvolle wijze met deze instituties in gesprek te zijn en daarbij op een veilige manier gezagsdragers ter verantwoording kunnen roepen. Ook moeten vertegenwoordigers van deze instituties verantwoording af kunnen en willen leggen over hun functioneren. Het afleggen van verantwoording leidt tot meer transparantie en uiteindelijk tot legitimiteit en stabiliteit.

Gastgemeenschappen hebben een sleutelpositie wanneer het gaat om opvang in de regio. Ze hebben daarmee het recht om mee te beslissen over hoe de opvang eruit moet zien en het recht om op een zinvolle wijze te interacteren met vluchtelingen en ontheemden. Nederland zou nationale overheden kunnen stimuleren zodat wettelijke kaders worden gemaakt die een dergelijke interactie mogelijk maakt. Verder moet Nederland haar instrumentarium aanpassen, zodat Nederlandse bedrijven meer mogelijkheden krijgen om in fragiele contexten te investeren. Zo wordt op een betere manier invulling gegeven aan het idee van Hulp én Handel.

Nederland heeft zich in de Grand Bargain toegelegd om een leidende rol te spelen bij het vergroten van transparantie over de inzet van noodhulpgelden. Verder moet Nederland een bijdrage leveren aan het versterken van lokale organisaties om noodhulp te verlenen. Ook moet Nederland een leidende rol nemen in het overbruggen van het gat tussen noodhulp en reguliere hulp. Een soepele overgang naar wederopbouw en reguliere samenwerking draagt bij aan dat doelgroepen hun weerbaarheid vergroten en in staat zijn om een volgende crisis beter het hoofd te bieden.

Vraag2

Jeugdwerkgelegenheid

Prognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.

Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
In de komende decennia zullen alleen al voor jongeren in sub Sahara Afrika en de MENA-regio jaarlijks miljoenen nieuwe banen gecreëerd moeten worden. Om de bevolkingsgroei in Afrika te adresseren en de werkgelegenheid onder jongeren in Afrika te stimuleren zal Nederland de volgende punten in de gaten moeten houden.
1. Voor deze mondiale issues is het nodig dat organisaties en bestuurders bereid zijn om buiten hun eigen ‘comfort zone’ te werken, de handen ineenslaan en waar nodig complementeren en gezamenlijk leren van wat werkt om, ten bate van jongeren, zo te komen tot innovatie en synergie.
2. In veel gebieden waar we werken voelen jongeren zich buitengesloten. Naast een goede baan is uitsluiting iets wat jongeren hindert. Nederland zal jongeren moeten faciliteren en equiperen om volwaardig deel te nemen aan politieke en sociaal-economische processen in de samenleving.
3. Veel jongeren groeien op in (post)conflictsituaties. Nederland zal op een conflict-sensitieve manier moeten programmeren en opereren. Dit betekent onder andere het werken aan bewustwording van conflict en aanbieden van vaardigheden die onderling begrip stimuleren (zowel online als offline). Ook kampen veel jongeren in fragiele staten met trauma. Zolang trauma onder jongeren niet geadresseerd wordt zullen deze jongeren niet volledig deel kunnen nemen en inzetbaar zijn.
4. Nederland moet inzetten op ‘employability’. Dit begint met het garanderen van basisonderwijs, in het bijzonder aan meisjes. Een demografisch principe leert dat meisjes die onderwijs genieten, betere inkomens en kleinere gezinnen hebben. Marktgerichte vakopleidingen vervolgens zijn van groot belang om jongeren die vaardigheden te geven die leiden naar duurzame banen. Steden bieden lokaal ook potentiele afzetmarkten van lokale producten. Maar die moet dan wel lokaal verwerkt en verhandeld worden. Nederlandse investeerders kunnen daarin een rol spelen.
5. De Arabische Lente heeft ons geleerd dat het hebben van een opleiding niet het enige is dat telt. Het is van belang dat Nederland overheden blijft ondersteunen en adviseren betreffende het creëren van gezonde markten en een sterke economische infrastructuur. Toegang tot kapitaal, landrechten, watermanagement en alternatieve energiebronnen zijn thema’s die scherpe keuzes vereisen. Inzetten van Nederlandse expertise op deze thema’s zal zeker bijdragen betere voorwaarden om markten te laten groeien ten einde meer jongeren toegang te bieden tot duurzame arbeid.

Vraag3

Verminderen van armoede en ongelijkheid

We zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.

Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.

Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.

Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
De beste kans om de positie van vrouwen en meisjes te versterken is door hun deelname aan regulier onderwijs te vergroten. Deze versterkte aandacht voor onderwijs heeft als direct gevolg dat vrouwen en meisjes betere kansen krijgen om aan de vicieuze van armoede en instabiliteit te ontsnappen. Meer vrouwen en meisjes in het onderwijs vermindert ook maatschappelijke ongelijkheid en draagt bij aan het verminderen van irreguliere migratie. De bevolking in pastorale gebieden behoort meer aandacht te krijgen op het gebied van (mobiel) onderwijs, gezocht zou moeten worden naar een passende aanpak.

Het kiezen voor meer aandacht voor onderwijs voor vrouwen en meisjes hoeft niet heel veel intensivering te kosten. Het kan op een slimme manier gebeuren, door bijvoorbeeld samenwerking te zoeken met andere partner organisaties/ donoren en door in te zetten op innovatie. Mocht er echt strategische keuzes gemaakt moeten worden dan zou er minder aandacht kunnen zijn voor water, voedselzekerheid en landbouw. Op deze twee thema’s zou juist ook meer de samenwerking met de private sector moeten worden gezocht. Immers, het is juist deze sector die zelf een belang heeft in stabiele investeringen. Op deze thema’s zou Nederland alleen moeten inzetten op innovatie en het scheppen van kaders, waarbinnen bedrijven willen investeren in fragiele omgevingen.

Vraag4

Verduurzamen

Het kabinet wil de internationale actie tegen klimaatverandering versterken en zet in op vergroting van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering (SDG13). Het nieuwe nationale klimaatfonds zal zich op deze beide aspecten richten, waarbij wordt ingezet op het mobiliseren van private bijdragen in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Nederland wil ertoe bijdragen dat in de periode naar 2030 vijftig miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie (SDG7). Ook activiteiten op het gebied van duurzaam waterbeheer (SDG6) en klimaatbestendige landbouw in kwetsbare gebieden (SDG2) dragen bij aan de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs.

Vraag 4: Welke innovatieve oplossingen kan de Nederlandse overheid, NGO’s en het bedrijfsleven stimuleren om 1) CO2-emissies terug te dringen (klimaatmitigatie) en 2) samenlevingen helpen zich aan te passen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie)?
ZOA werkt met name in afgelegen gebieden waar mensen voor allerlei basisvoorzieningen afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen zoals bomen, bossen, bronnen, rivieren en land. Vaak veroorzaken grote groepen ontheemden extra druk op natuurlijk hulpbronnen (bossen, water, landbouwgronden) wat in veel gevallen leidt tot toegenomen spanningen en conflict tussen ontheemden en de autochtone bevolking.
a.) In gebieden waar opvang in de regio gestalte krijgt, zou Nederland meer aandacht kunnen hebben voor goed beheer van de natuur (bomen, bossen, rivieren etc.) Omdat dit vaak afgelegen gebieden betreft, is het niveau van overheidsvoorlichting over allerlei zaken beperkt. Dit kan in de praktijk betekenen aandacht voor boomkwekerijen en aanplant van nieuwe bomen. Belangrijk is een participatieve aanpak met de doelgroep, waarbij gelet wordt op een goede representatie van autochtone bevolking en ontheemden.
b) Nederland zou er goed aan doen zich te richten op het propageren en beschikbaar maken van alternatieve energiebronnen voor ontheemden en de autochtone bevolking, zoals zonnepanelen. Dit zou goed kunnen in relatie tot bijvoorbeeld scholen en drinkwatervoorzieningen.
c) ZOA zal aandacht geven aan verantwoord gebruik van waterbronnen en rivieren voor kleinschalige irrigatie om te voorzien in een goede kwaliteit van voedselvoorziening. ZOA zal ook aandacht blijven geven aan drinkwatervoorziening en sanitatie, zoals aandacht voor latrines om bij te dragen aan een betere volksgezondheid.
d) Aandacht voor landrechten voor ontheemden/vluchtelingen blijft van groot belang. Het is bekend dat voor vele vluchtelingen de ratio’s voor voedsel/cash hulp onvoldoende zijn om de volledige behoeftes op maandbasis te dekken. Toegang tot land en water voor akkerbouw, veeteelt of visserij is daarom belangrijk om de zelfredzaamheid van vluchtelingen te vergroten.
Een deel van de innovatieve oplossing kan zijn om met lokale, regionale en federale overheden een aanpak overeen te komen (mogelijk na onderhandeling) waarbij ook ontheemden meer toegang hebben tot natuurlijke hulpbronnen om hun weerbaarheid te vergroten.

Vraag5

Verduurzamen

De Nederlandse inzet voor de mondiale verduurzaming van productie, handel en investeringen (SDG8 en SDG12) ligt op het snijvlak van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De grootste uitdagingen op het gebied van sociale en ecologische verduurzaming van productieprocessen liggen in ontwikkelingslanden. Om duurzame inclusieve markten te creëren zijn partnerschappen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid nodig (SDG17).

Vraag 5: Waar liggen volgens u kansen om in productie, handel en investeringen vooruitgang te boeken op maatschappelijke uitdagingen op sociaal vlak (zoals betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, extra kansen voor vrouwen en jongeren) of op ecologisch vlak (zoals water, klimaat, biodiversiteit)?

ZOA is een voorstander van duurzame producten, handel en investeringen en is in een aantal landen actief om met name jongeren en vrouwen te ondersteunen met investeringen om kleinschalige ondernemingen te starten. Dit betreft steeds vaker vluchtelingen in stedelijke omgevingen, maar ook in een vluchtelingen kampen.

Op het ecologische vlak is het zo dat ZOA in een aantal landen, regio’s en stroomgebieden actief is en het belang ziet om hier mee door te gaan. Er zijn ook voorbeelden waarbij ZOA heeft bijgedragen om bepaalde voormalige vluchtelingenkampen over te dragen aan de bevolking, met de nodige aandacht voor rehabilitatie en herbebossing (bij voorbeeld Bongo vluchtelingenkamp, Gambella, Ethiopië). De realiteit voor veel vluchtelingen is dat ze afhankelijk zijn van hout als brandstof. Het is dus belangrijk hoe het gebruik van dat hout efficiënt kan (door bijvoorbeeld hout besparende ovens, een al lang bestaande maar nog niet overal toegepaste techniek) en hoe men ook verzekerd kan zijn van voldoende hout voor de toekomst. Ook voor huizenbouw is vaak hout nodig, ook daarvoor is het raadzaam dat er gecompenseerd wordt.

In sommige gevallen ziet ZOA kans om met de steun van externe partners om bepaalde gebieden/ bossen te conserveren in samenwerking met de lokale overheid en gemeenschappen, en probeert zodoende ook te kwalificeren voor wetgeving aangaande carbon credits, om dorpen te assisteren met inkomen.

ZOA ziet het belang om in elke situatie te bezien hoe het beheer van natuurlijke hulpbronnen beter kan, mede met het oog op de toenemende druk en gebruik van schaarse natuurlijke hulpbronnen door allerlei bevolkingsgroepen, ook met het oog op de bevolkingsgroei.

Noodzaak voor vredesopbouw
Het is duidelijk dat in de wereld op vele plaatsen meer competitie is voor toegang en gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dit kan ook conflicten veroorzaken, zoals tussen mensen die gewassen verbouwen en veetelers. Er zijn vele conflicten bekend vanwege toegang tot graasgronden. Een belangrijk aspect van het werk van ZOA ligt op het gebied van vredesopbouw/sociale cohesie. De focus van ZOA ligt hierbij op een viertal gebieden:
a. Het versterken van sociale cohesie en vertrouwen
b. Het versterken van lokale veiligheid, conflictpreventie en conflict resolutie
c. Het verminderen van conflicten over land en water
d. Het verminderen van gender gebaseerd geweld

Vraag6

Eerlijke handel

In het regeerakkoord staat dat het kabinet actief zal inzetten op eerlijke vrijhandel, exportbevordering en handelsverdragen, die rekening houden met VN-standaarden en rechtszekerheid.

Vraag 6: Heeft u concrete suggesties voor hoe het kabinet kan bevorderen dat internationale handel en investeringen bijdragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?
Zoals al eerder is aangegeven zou Nederland haar instrumentarium zo behoren in te richten dat het aantrekkelijker wordt voor (Nederlandse) bedrijven om te investeren in fragiele omgevingen. Hiervoor zou BHOS nadrukkelijk de samenwerking kunnen zoeken met EZ/RVO. Een praktisch punt is hierbij ook het BZ-reisadvies wat wordt afgegeven. ZOA werkt veelal in fragiele gebieden waar vaak een extra risico geldt. Dit heeft ook weer een relatie met verzekeringen die bedrijven wel of niet kunnen afsluiten. Het zou goed zijn om voldoende nuance aan te geven en als een situatie verbetert zou een advies ook tijdig bijgesteld behoren te worden.

Vraag7

Verdienvermogen van Nederland

De overkoepelende ambitie is om de export- en investeringspositie van Nederland versterken zodat we in 2030 meer aan het buitenland verdienen en daardoor meer banen genereren. Via handel leveren wij een actieve bijdrage aan het realiseren van de SDG’s.

Het kabinet wil werken aan eerlijke vrijhandel, verduurzaming en aanpassing van het handelssysteem aan de nieuwe economie (o.a. digitalisering) en een proactieve handelsagenda neerleggen om de internationale positie van ondernemend Nederland te versterken. Het kabinet wil investeren in markttoegang voor Nederlandse bedrijven en strategische positionering op bestaande markten en groeimarkten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen krijgen hulp om de kansen te pakken die de Duurzame Ontwikkelingsdoelen bieden. De ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe gezamenlijke publiek-private internationaliseringsstrategie zal leiden tot effectievere handelsbevordering om de groeiende concurrentie het hoofd te bieden en kansen te verzilveren.

Ondersteuning innovatieve oplossingen
Nederland heeft veel potentieel in huis om innovatieve én betaalbare oplossingen te bieden op het terrein van water, voedsel, smart cities, circulaire economie, stedelijke ontwikkeling, duurzame energie, logistiek en gezondheidszorg mede door inzet van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, robotica en fotonica en gebruik van big data, blockchain en kunstmatige intelligentie.

Vraag 7: Met welke innovatieve en creatieve oplossingen en op welke terreinen zou de overheid het bedrijfsleven en kennisinstellingen nog beter kunnen ondersteunen om wereldwijd kennis en kunde te vermarkten?
Nederland als kennisland zou nog meer in kunnen zetten om via de digitale manier kennis te delen, in relatie tot de behoefte aan onderwijs, vakopleidingen, trainingen. Toegang tot betrouwbare informatie en goed onderwijs blijft een belangrijk goed.

Vraag8

Excellente dienstverlening

Dit kabinet wil een proactieve handelsagenda presenteren om bedrijven en kennisinstellingen te helpen toegang te krijgen tot markten die voor hen belangrijk zijn. Dat lukt alleen met excellente economische dienstverlening en diplomatie en een actieve handelspolitiek. Elke ondernemer die wil internationaliseren moet kunnen rekenen op steun van de overheid op het gebied van informatie- en advies, financiering en dienstverlening wereldwijd.

Vraag 8: Hoe kan het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB op alle noodzakelijke punten beter worden ondersteund in het traject van internationalisering, en op welke markten verdient dit een extra steun in de rug?
Het is belangrijk dat het aantrekkelijker wordt voor bedrijven om in het buitenland - en met name fragiele gebieden - te opereren, om kennis, producten, toegang tot markten te faciliteren.