Verbod zwijgcontracten zorg

Reactie

Naam Ieder(in) (M.M.J. van Opstal van de Logt)
Plaats Utrecht
Datum 1 juni 2020

Vraag1

Bent u het eens met de inhoud van het wetsvoorstel en de toelichting?
Namens de cliëntenorganisaties, KansPlus, Sien, het LSR en Ieder(In) willen wij reageren op het wetsvoorstel.
Het is een duidelijk en noodzakelijk wetsvoorstel, wij zijn het echter niet eens met een onderdeel beschreven in de memorie van toelichting.

Het betreft het volgende:
'Een zwijgbeding over incidenten in jeugdzorg, zorg of ondersteuning dat gemaakt wordt nadat de wetswijziging in werking is getreden, is nietig. De beoordeling van de rechtskracht van eerder tot stand gebrachte zwijgbedingen geschiedt langs de lijnen van de artikel 3:40 en 3:41, eerste lid, BW' (pg 11 paragraaf 9)
Met het indienen van het wetsvoorstel lijkt dat het BW artikel 3.40 en 3.41 niet afdoende is voor het nietig verklaren van een zwijgbeding in de jeugdzorg, zorg of ondersteuning?

Terugkomend op het deel in de memorie van toelichting: 'nadat de wetswijziging in werking is getreden.'
Er staat letterlijk beschreven in het wetsvoorstel:
‘Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op openheid over en transparantie van de kwaliteit van jeugdzorg, zorg en ondersteuning gewenst is te bepalen dat bedingen die tot geheimhouding van incidenten verplichten, nietig zijn’.
Er staat niet dat dit alleen geldt als de wetswijziging in werking is getreden.

Waarom wordt in de memorie van toelichting genoemd dat het nietig verklaren niet is bedoeld voor eerder tot stand gebrachte zwijgbedingen? Ontstaat hiermee niet een rechtsongelijkheid?

Als cliëntenorganisaties vragen wij om alle zwijgbedingen nietig te verklaren die betrekking hebben op incidenten in jeugdzorg, zorg of ondersteuning. Dus ook de zwijgbedingen die voor de ingangsdatum van het wetsvoorstel zijn toegepast.

Namens de cliëntenorganisaties KansPlus, Sien, het LSR en Ieder(In)