Zelfstandigenwet
Reactie
Naam | BlueTrail (Dhr. B.H. Wille) |
---|---|
Plaats | Alphen aan den Rijn |
Datum | 30 mei 2025 |
Vraag1
Wilt u reageren op de Zelfstandigenwet? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.Wij juichen het streven toe om meer duidelijkheid te bieden over de kwalificatie van arbeidsrelaties. In onze dagelijkse praktijk merken wij dat er bij zowel opdrachtgevers als zelfstandigen onzekerheid bestaat over de kwalificatie van de werkrelatie. Een helder en juridisch toetsingskader helpt om deze onzekerheid weg te nemen en draagt bij aan een beter functionerende arbeidsmarkt.
Het voorstel om criteria voor zelfstandig ondernemerschap (art. 2) én werkrelatie (art. 4, lid 2 BW) vast te leggen biedt meer rechtszekerheid. Dit helpt opdrachtgevers én zelfstandigen beter inschatten wanneer er sprake is van een opdrachtovereenkomst of arbeidsovereenkomst.
Commissie Toetsingskader: goed idee, maar praktisch uitdagend
De mogelijkheid om op verzoek een bindend advies te verkrijgen van een Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet (art. 3) is positief. Wij betwijfelen echter of deze commissie in staat zal zijn op korte termijn uitspraken te doen die daadwerkelijk bruikbaar zijn in het aanbestedingsproces. In onze sector moeten beslissingen vaak binnen enkele dagen worden genomen. Een laagdrempelige, snelle en digitaal toegankelijke procedure is essentieel voor het succes van deze commissie.
Het wetsvoorstel gaat onvoldoende in op de positie van intermediairs, die namens opdrachtgevers zelfstandig professionals sourcen en contracteren. In de praktijk kunnen bemiddelaars waarde toevoegen door juist bij te dragen aan de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie, inclusief contractbegeleiding, risico-inschatting en het toetsen op zelfstandigheidscriteria. Wij pleiten ervoor om de rol van intermediairs expliciet te erkennen in de uitwerking van deze wet.
Vraag2
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vijf criteria uit de zelfstandigentoets?Een goede, toetsbare invulling van de vijf criteria uit de zelfstandigentoets vereist een balans tussen juridische helderheid en praktische toepasbaarheid. Om zelfstandige ondernemers effectief van schijnzelfstandigheid te onderscheiden, moeten de criteria eenduidig, controleerbaar en proportioneel zijn ingevuld.
Voor het criterium “arbeid wordt verricht voor eigen rekening en risico” is toetsbaarheid gebaat bij concrete elementen zoals: het ontbreken van loondoorbetaling bij ziekte, het dragen van aansprakelijkheid bij fouten, en zelfstandige tariefonderhandeling. Deze elementen kunnen worden aangetoond met een KvK-inschrijving, contracten, en een aansprakelijkheidsverzekering.
De eis van een “deugdelijke administratie” kan praktisch worden ingevuld door het bijhouden van een administratie waarin facturatie, inkomsten, uitgaven en belastingaangiften zichtbaar zijn. Dit sluit aan bij bestaande eisen vanuit de Belastingdienst en kan eenvoudig worden aangetoond.
Voor “zichtbaar zijn in het economisch verkeer” is het onderhouden van een zakelijke website of professioneel profiel, het actief werven van opdrachten en het hebben van meerdere opdrachtgevers binnen een redelijke periode een realistische invulling. Een professionele uitstraling in combinatie met het aantonen van meerdere opdrachtgevers ondersteunt dit.
De criteria over voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioenopbouw vragen om een genuanceerde aanpak. Er zijn meerdere vormen van afdekking denkbaar: van AOV tot broodfonds of eigen spaarvoorzieningen. De toets moet ruimte laten voor verschillende vormen van risicobeheersing, mits deze serieus en structureel zijn ingericht.
Belangrijk is dat de toetsing niet leidt tot overmatige administratieve lasten of een ongelijk speelveld voor beginnende ondernemers. Een praktische leidraad, sectorale voorbeelden en ruimte voor maatwerk maken de toets werkbaar én eerlijk. Zo wordt de zelfstandigheid getoetst op intentie, structuur én professionele inrichting, zonder ruimte voor misbruik maar mét ruimte voor ondernemerschap.
Vraag3
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vier criteria uit de werkrelatietoets?Een goede toetsbare invulling van de vier criteria uit de werkrelatietoets vraagt om concreet hanteerbare indicatoren die aansluiten bij de dagelijkse praktijk van opdrachtgevers, zelfstandigen en bemiddelaars. Hieronder geven wij per criterium een praktijkgerichte uitwerking.
Er is sprake van een verplichting om arbeid persoonlijk te verrichten
Toetsbaar wanneer: de opdracht vereist dat een specifieke persoon het werk uitvoert, zonder mogelijkheid tot vervanging.
Aantoonbaar via: contractueel vastgelegde vervangingsclausule. Indien vervanging is toegestaan en zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgever mogelijk is, wijst dit op zelfstandigheid.
Er is een verplichting tot het betalen van loon
Toetsbaar wanneer: de opdrachtgever betaalt periodiek (bijvoorbeeld per uur, week of maand), ongeacht de concrete output of resultaat.
Aantoonbaar via: declaratie- of facturatiestructuur. Zelfstandigheid is aannemelijker bij betaling op basis van gerealiseerde prestaties of projectresultaten in plaats van op basis van aanwezigheid.
Er is sprake van een gezagsverhouding
Toetsbaar wanneer: de opdrachtgever bepaalt hoe, wanneer en met welke middelen het werk wordt uitgevoerd.
Aantoonbaar via: werkinstructies, werktijden, aanwezigheidsplicht of verplichte teamoverleggen. Zelfstandigheid wordt aannemelijker bij eigen invulling van werktijd, locatie, werkwijze en bij het ontbreken van hiërarchische aansturing.
De werkzaamheden worden ingebed in de organisatie van de werkgevende
Toetsbaar wanneer: de zelfstandige structureel deelneemt aan bedrijfsprocessen (zoals personeelsvergaderingen, interne systemen, bedrijfsuitjes).
Aantoonbaar via: toegang tot interne systemen, communicatie via @bedrijfsdomein e-mail, of participatie in HR-processen. Bij zelfstandigheid werkt de opdrachtnemer meer projectmatig, zelfstandig en met beperkte structurele inbedding.
Vraag4
Acht u het noodzakelijk en/of wenselijk om een extra wetsartikel op te nemen voor het geval een zelfstandig werkende niet (volledig) voldoet aan de criteria in het nieuw voorgestelde lid 2 van BW 7:610?Zo ja, hoe zou de vormgeving van een dergelijk derde lid er volgens u dan uit moeten zien?
Zo nee, moet in een dergelijke situatie dan holistisch gekeken worden naar de criteria uit het tweede lid of biedt het huidig wettelijk kader voldoende houvast voor een dergelijke situatie?
Nee, wij achten het niet noodzakelijk om een extra wetsartikel op te nemen voor situaties waarin een zelfstandig werkende niet volledig voldoet aan alle criteria van het nieuw voorgestelde lid 2 van artikel 7:610 BW.
In plaats daarvan pleiten wij voor een holistische benadering binnen het huidige toetsingskader waarbij de criteria uit lid 2 worden geïnterpreteerd als weegfactoren in een bredere beoordeling van de aard van de werkrelatie. Niet iedere zelfstandige zal immers op alle onderdelen volledig “voldoen” aan de zelfstandigheidstoets, maar dat hoeft niet per definitie te betekenen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Zeker in sectoren waar zelfstandigen met specialistische kennis op interim-basis worden ingehuurd, zoals binnen de overheid, is het mogelijk dat bepaalde elementen (zoals beperkte vervangbaarheid of enig organisatorisch contact) aanwezig zijn zonder dat daarmee sprake is van een gezagsverhouding of arbeidsovereenkomst. De juridische werkelijkheid moet de economische realiteit volgen, niet andersom.
Door de beoordeling van de werkrelatie te laten plaatsvinden op basis van een samenhangende beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden, blijft er ruimte voor maatwerk. Dit sluit ook aan bij bestaande rechtspraak van de Hoge Raad waarin de kwalificatie van de werkrelatie wordt bepaald aan de hand van de feitelijke invulling, niet enkel op basis van formele labels.
Kortom, wij vinden het belangrijk dat het wettelijk kader ruimte biedt voor interpretatie, proportionaliteit en sectorale verschillen. Het opnemen van een derde lid kan juist leiden tot meer rigiditeit, juridische onzekerheid en een toename van administratieve lasten. Een heldere handreiking voor toepassing van het tweede lid achten wij effectiever dan aanvullende wetgeving.