Wetsvoorstel modernisering bepalingen voorzieningenplanning voortgezet onderwijs

Reactie

Naam Verus (drs. F.R. Pardoel)
Plaats Woerden
Datum 3 maart 2016

Vraag1

Maakt de vernieuwde ordening en formulering van de bepalingen voor de voorzieningenplanning deze wetgeving toegankelijker en daarmee gebruiksvriendelijker?
In het algemeen komen we tot de conclusie dat het wetsvoorstel bijdraagt aan verbetering van de bestaande wet van 1 augustus 2008. Wat ons verbaast is dit tijdstip van doorvoeren van de verbeteringen. De Regering beoogt immers met het wetsvoorstel 'Meer ruimte voor nieuwe scholen' ingrijpende veranderingen die de huidige procedure tot het starten van een bekostigde school doet veranderen. Mogen wij uit dit wetgevingstraject afleiden dat richtingenvrije planning onzeker is?

Vraag2

Biedt de voorgestelde procedure voor de vorming van een grensoverschrijdende nevenvestiging voldoende waarborgen voor alle betrokkenen in de andere regio?
Door de toelichting bij het wetsvoorstel lijkt het of de behoefte aan nevenvestigingen buiten het RPO alleen de gereformeerde en reformatorische scholengemeenschappen betreft. Verus is van mening dat de regeling alle scholengemeenschappen die zo een nevenvestiging willen vestigen de ruimte moet worden geboden. Voorwaarde is dat die vestiging zich in het voedingsgebied bevindt van de 'moederschool' waar het brinnummer aan is verbonden. Alle schoolbesturen in het gebied van vestiging dienen in de inspraak betrokken te worden.

Vraag3

Heeft u nog andere opmerkingen over het wetsvoorstel?
a. Uitbreiden van een school met een andere richting, anders dan door fusie. Aan deze uitbreiding, zowel permanent als tijdelijk dient aan kwantitatieve eisen te voldoen. Voor deelname naar richting of openbare voorziening is de prognosesystematiek leidend.
b. Onder welke sector komt het brinnummer van de verticale scholengemeenschap te vallen? Zo een aanduiding is van belang vanwege bijvoorbeeld arbeidsovereenkomsten.