Regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Oostburg
Datum 9 februari 2021

Vraag1

Een meetbare definitie voor 'leefbaarheid'. Hoe kan een verbetering van de leefbaarheid opgenomen worden als beoordelingscriterium? Hoe meten we een vooruitgang in leefbaarheid op objectieve wijze (huidige voornemen in de bijlage is om dit op grond van de leefbarometer te benaderen).
De regeling verwijst naar www.leefbaarometer.nl. Dat lijkt in basis voldoende maar geldt dat ook voor de krimpgebieden, waar veelal sprake is van kleinere dorpen met beperkte tot bijna geen voorzieningen? Vaak scoort de door de bewoners van die dorpen ervaren leefbaarheid hoger

Vraag2

Een meetbare definitie voor kwetsbaar gebied. En hoe kan dat vertaald worden naar een beoordelingscriterium?
Een kwetsbaar is gebied heeft te maken met disbalans in het gebruik van de woningvoorraad (verhouding permanente bewoning - deeltijd [tweede] woningen - recreatieve verhuur - leegstand [=geen gebruik]). Stel een verhouding vast voor het verschillend gebruik van de woningvoorraad die geldt als grens voor het al dan niet kwetsbaar zijn van het afgebakend gebied. Een afgebakend gebied kan een heel dorp maar ook een gedeelte daarvan zijn. Door het gebied te groot te kaderen zullen de krimpgebieden snel buiten de boot vallen.

Vraag3

Ten slotte zijn in het algemeen ideeën over en voor het beoordelingskader in de bijlage welkom.
• Gezien de volumevoorwaarden volgt de conclusie dat met name krimpregio’s al gelijk op achterstand worden gezet. In de praktijk zal het erop neerkomen dat gemeenten in die regio’s worden gedwongen de samenwerking op te zoeken ten einde een gezamenlijke aanvraag in te dienen die aan de criteria voldoet, terwijl dat niet speelt in stedelijke gebieden. Daar kunnen met grotere woningbouwcomplexen snel grote slagen worden gemaakt. In krimpgebieden ligt het accent veel meer op in kleinere kernen verspreid staande (particuliere) woningen. Van maatwerk voor krimpregio’s is geen sprake.
• Art. 2 vermeldt dat de eenmalige specifieke uitkering kan worden versterkt aan de gemeente. In de artikelsgewijze toelichting is dit genuanceerd en is vermeld dat gemeenten ervoor kunnen kiezen gezamenlijk een aanvraag in te dienen. Om misverstanden te voorkomen, is het wenselijk om dit in art. 2 expliciet te vermelden.
• De eis om door middel van een mkba (of soortgelijke systematiek) aan te tonen wat de effecten zijn voor de leefbaarheidsverbetering is zwaar aangezet. De ervaring met MKBA's leert dat het opstellen daarvan zowel in tijd als inhoud een taai proces is. De vraag rijst ook of een MKBA een adequaat instrument is als het gaat om het kwantificeren van activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de energieprestatie.
• In de toelichting op art. 4 op pag. 20 is vermeld dat de middelen in 2021 beschikbaar zijn. Gelet op het feit dat nu de consultatieronde loopt, lijkt het aannemelijk dat de regeling niet eerder dan eind tweede kwartaal in werking treedt. Dat impliceert dat er erg weinig tijd resteert om nog een aan de in art. 5 gestelde eisen beantwoordende aanvraag in te dienen, zeker als daarvoor èn een MKBA èn regionale samenwerking nodig is.