uitvoeringswet CPC-verordening 2017

Reactie

Naam K Verbeek
Plaats Haarlem
Datum 11 september 2018

Vraag1

1. Hoe beoordeelt u het wetsvoorstel en de bijgaande memorie van toelichting?
2. Het ontwerp-wetsvoorstel voorziet nu in een bestuursrechtelijke bevoegdheid voor de nieuwe maatregelen ter uitvoering van de verordening, te weten toezicht met een fictieve identiteit en het geven van aanwijzingen met betrekking tot een website. Hoe beoordeelt u de bescherming die het wetsvoorstel en het bestuursrecht bieden aan de betrokkenen, vergeleken met de vergelijkbare regeling in het wetboek van Strafvordering (respectievelijk art. 126i WvSv en voorgesteld art. 125p WvSv in kamerstukken 34372, A)?
Als consument heb ik met name opmerkingen over de bevoegdheid voor enkele autoriteiten om, kort gezegd, een last aan een aanbieder van een communicatiedienst, de beheerder van een domeinregister of een domeinregistrerende instantie op te leggen met als doel bepaalde informatie ontoegankelijk te maken. Mijn kritiek spitst zich toe op een drietal aspecten:
1. een autoriteit mag niet vragen wat het ook kan bevelen,
2. een autoriteit mag niet de vervalsing of filtering van internetverkeer bevelen en
3. een autoriteit moet vooraf inventariseren wat de consequenties zijn van een last voor de toegankelijkheid van andere informatie dan die informatie die beoogd wordt ontoegankelijk te maken.