Internetconsultatie mondiale gezondheidsstrategie

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amsterdam
Datum 19 augustus 2022

Vraag1

Sessie 1: Diplomatie en op mensenrechten gebaseerd

Vraag 1: Hoe kunnen we de inbreng van gemarginaliseerde groepen het beste opnemen in onze diplomatie-inspanningen?

Vraag 2: Nederland wordt vaak genoemd als donor met durf. Als Nederland zo'n donor wil blijven, op welke (gezondheidsgerelateerde) thema's moeten we ons dan richten?

Vraag 3: Hoe kan Nederland de nationale en internationale inspanningen op het gebied van mondiale gezondheid het beste op elkaar afstemmen?

Vraag 4: Hoe kan Nederland effectiever gebruik maken van haar diplomatiek netwerk in het buitenland, waaronder ambassades, vaste vertegenwoordigingen en themadeskundigen (zoals gezondheidsattachés)?

Vraag 5: Hoe kan de positie van Nederland binnen de VN (en haar reputatie op het gebied van internationale ((mensen)rechten) worden gebruikt om mondiale gezondheidsdoelstellingen te bevorderen?

Vraag 6: Hoe kunnen we diplomatieke inspanningen in Brussel, Genève en New York systematisch aan elkaar koppelen ten behoeve van coherentie en grotere effectiviteit?
Om de inspanningen op diplomatiek gebied beter te coördineren en vorm te geven pleiten wij voor de aanstelling van een speciaal gezant global health. De speciale gezant kan richting geven aan het Nederlandse global health beleid op diplomatiek gebied en dit beleid ook uitdragen. Zie ook de aanbeveling in het AIV-advies ‘Fundamenten voor een Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie’ (pg. 41).

Het diplomatieke netwerk van Nederland reikt tot in vele landen. De kennis en kunde die nodig is om bij global health interventies en programma's recht te doen aan de lokale context is al aanwezig binnen deze landen. Universiteiten, maatschappelijke organisaties (waaronder specifiek voor kwetsbare groepen), kennisinstellingen, gemeenschapsgroepen, etc. zijn al aanwezig in deze landen. Het is aan het ambassadepersoneel om daar netwerken mee op te bouwen om uit te zoeken waar Nederland toegevoegde waarde kan hebben en hoe Nederland de lokale kennis en belangen mee kan nemen in haar diplomatie op nationaal en internationaal niveau.

Nederland is al jaren internationaal erkend als een koploper en voorvechter voor de bevordering van SRGR, inclusief hiv/aids. Het is belangrijk dat Nederland deze voortrekkersrol blijft vervullen omdat het zich als één van de weinige landen zowel politiek als financieel inzet op dit thema. Het is daarbij essentieel om SRGR te verankeren in, en daarmee meer aandacht te besteden aan het bouwen van, sterke, weerbare gezondheidssystemen. Deze zijn een voorwaarde voor het realiseren van SRGR en belangrijk om de Nederlandse inzet op dit thema te verduurzamen. Nederland kan ook lessen uit deze voortrekkersrol meenemen in het Global Health beleid, zoals actieve betrekking van het maatschappelijk middenveld en de inzet voor groepen die gestigmatiseerd, gecriminaliseerd en gediscrimineerd worden.

Vraag2

Sessie 2: Gezondheidssystemen versterken

Vraag 7: Hoe kunnen we iedereen bereiken, vooral de meest gemarginaliseerde mensen, om hun toegang tot informatie en medische zorg te garanderen?

Vraag 8: Hoe kunnen we gebruik maken van de specifieke kennis en ervaring van alle verschillende sectoren die betrokken zijn bij mondiale gezondheid? Hoe kunnen we ook de private sector betrekken bij het voorzien van de meest behoeftigen?

Vraag 9: Hoe kunnen we de versterking van groene en duurzame gezondheidsstelsels bevorderen?

Vraag 10: Hoe kunnen we de versterking van de gezondheidsstelsels het meest effectief afstemmen op een betere paraatheid?
7. Door te investeren in primary health care (PHC), incl. SRGR-diensten, en community health care met als doel om Universal Health Coverage te bereiken – zie ook het rapport van de Lancet Global Commission on financing PHC. Hier is effectieve publieke financiering voor nodig, en een systeem waarin zorg vooraf collectief wordt betaald en geen eigen bijdrage (OOPP) vereist is. Hiervoor is voldoende publieke financiering nodig; het IMF voorspelde in april 2022 echter dat de huidige macro-economische omstandigheden leiden tot afnemende overheidsbudgetten. Hoge-inkomenslanden kunnen verschil maken door meer geld voor ODA vrij te maken, door schulden kwijt te schelden (of door initiatieven zoals debt-to-health) en door zich in te zetten tégen belastingontwijking en -ontduiking en vòòr tax justice.

8. Het opzetten van een Global Health platform kan een waardevolle stap zijn om verschillende relevante actoren (maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, private sector etc.) te betrekken bij mondiale gezondheid – niet alleen uit Nederland, maar ook uit het mondiale zuiden.

Universal Health Coverage (UHC) vergt een universeel en geïntegreerd gezondheidssysteem waarin de behoeften en prioriteiten van de bevolking leidend zijn, en gebruik wordt gemaakt van kennis en ervaringen van verschillende partijen waaronder maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en bedrijven. Het vergt veel capaciteit van overheden om 1) samenwerkingen met de diverse partijen in goede banen te leiden en hun kennis te bundelen, en 2) samenwerkingen met de private sector goed te reguleren. Zie ook de recente notitie “Strengthening public sector capacity, budgets and dynamic capabilities towards Health for All” van de WHO Council on the Economics of Health for All. Nederland kan hieraan bijdragen door zich te richten op het versterken van de capaciteit in de publieke sector, haar investeringen te allen tijde af te meten aan hun bijdrage aan UHC en te erkennen dat er niet altijd een rol is voor de private sector. Private investeringen in de gezondheidszorg moeten uitsluitend ingezet worden als ze bijdragen aan gelijke toegang tot gezondheidszorg voor iedereen zónder financiële obstakels.

10. Functionele, weerbare gezondheidssystemen met voldoende surveillance en monitoring capaciteit zijn essentieel voor pandemische paraatheid. Investeren in eerstelijnszorg en community care workers is noodzakelijk om zorgsystemen overeind te houden in een pandemie. Zie ook sectie 3.

Vraag3

Sessie 3: Pandemische preventie, paraatheid en respons

Vraag 11: Welke lessen moeten we trekken uit onze aanpak bij eerdere pandemieën, en meer specifiek, wat kan er beter?

Vraag 12: Wat zijn de meest dringende hiaten in de huidige wereldwijde gezondheidsarchitectuur met betrekking tot PPR, en hoe moeten/kunnen ze worden aangepakt?

Vraag 13: Hoe kunnen we het beste zorgen voor een duurzame financiering van PPR?

Vraag 14: In hoeverre moeten nieuwe internationale overeenkomsten juridisch bindend zijn?

Vraag 15: In hoeverre moet Nederland het delen van IE, kennis en data in het kader van PPR bevorderen?

Vraag 16: Hoe kunnen we het beste communiceren met een wereldwijd publiek om niet alleen een pandemie te voorkomen, maar ook beter te reageren?
11. 1) investeren in preventie, met extra aandacht voor de grondoorzaken van uitbraken, zoals ontbossing en de handel in wilde dieren. 2) investeren in basisgezondheid en zorgpersoneel. 3) de wijze van financiering: de ervaringen met de Pandemic Emergency Facility (Wereldbank) hebben overtuigend laten zien dat een verzekeringsbenadering niet afdoende is (zie ook vraag 13).

12. Belangrijk aandachtspunt is adequate vertegenwoordiging van 1) landen uit het mondiale zuiden in de mondiale gezondheidsarchitectuur; en 2) maatschappelijke organisaties die opkomen voor betere gezondheid en betere gezondheidszorg voor iedereen, met speciale aandacht voor de meest kwetsbaren.

13. Pandemische paraatheid is een mondiaal publiek goed. Bij het inzetten van publieke financiering voor PPR via een nieuw fonds (zoals het FIF) dienen de principes van Global Public Investment (GPI) leidend te zijn: alle landen dragen bij aan het financieren van mondiale publieke goederen op basis van het fair share principe waarin alle landen bijdragen naar capaciteit (evt. in natura) en profiteren naargelang behoefte. Dit rekent af met de ouderwetse dynamiek van donorlanden en hulpontvangende landen.

14. De WHO-lidstaten hebben inmiddels gekozen voor een juridisch bindend verdrag. In de verdere uitwerking van het instrument zou de Nederlandse overheid moeten pleiten voor expliciete, bindende clausules gericht op het beperken dan wel delen van Intellectueel Eigendom (IE) en het vergroten van transparantie, bijv. over (voorwaarden bij) financieringsovereenkomsten voor onderzoek en ontwikkeling, de aankoop van medische producten, en contracten met farmaceutische bedrijven.

15. Prioriteiten:

1) transparantie: transparantie over kosten, prijzen, data, contracten en het octrooilandschap zijn een belangrijk onderdeel van de verantwoordelijkheid van overheden en bedrijven tegenover de samenleving.

2) intellectueel eigendom: het delen van (IE) op vrijwillige basis tijdens een pandemie gebeurt onvoldoende en zal deels moeten worden afgedwongen. Dat kan via een ‘waiver’ van hinderende IE-rechten maar ook door verplichte deel/pooling-mechanismen.

3) kennis en kunde Wemos pleit voor het verplichten van het delen van kennis en kunde tijdens pandemieën door het opnemen van expliciete en bindende clausules in het verdrag over hoe en wanneer er gedeeld moet worden. Overheden kunnen dit mede-faciliteren door te investeren in de ontwikkeling van pooling platforms.

Vraag4

Sessie 4: Producten en levering

Vraag 17: Wat is er nodig om lokaal onderzoek en productie van medische benodigdheden, medicijnen en vaccins te verbeteren?

Vraag 18: Hoe kan de particuliere sector bijdragen aan de productie en distributie van medische benodigdheden, medicijnen en vaccins?

Vraag 19: Hoe kunnen we lokale productie faciliteren?
Gedecentraliseerde lokale productie kan een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de zelfvoorziening en zelfredzaamheid van overheden. De Covid-19-pandemie heeft laten zien dat vooral kleine en middelgrote ontwikkelingslanden problemen hadden om medische voorraden, geneesmiddelen en vaccins te verkrijgen. Om het risico van tekorten tot een minimum te beperken en de autonomie te vergroten, moet de plaatselijke productie door overheden en de private sector worden gestimuleerd.

Intellectueel eigendom (IE), data en knowhow zijn enkele van de dringendste belemmeringen voor het creëren van extra lokale productiecapaciteit. Het intellectueel eigendom van farmaceutische bedrijven beperkt het aantal fabrikanten dat tijdens een pandemie een specifiek farmaceutisch product mag produceren. Om obstakels op het gebied van IE beter het hoofd te bieden, moeten regeringen en private actoren niet-exclusieve wereldwijde licenties aangaan en vergemakkelijken, zodat alle gekwalificeerde farmaceutische fabrikanten de producten kunnen produceren die nodig zijn om pandemieën tegen te gaan. De wereldwijde niet-exclusieve licentieverlening kan plaatsvinden via initiatieven en organisaties zoals C-TAP en de Medicines Patent Pool.

Zodra farmaceutische fabrikanten gebruik mogen maken van het IE dat nodig is voor de productie van vaccins, behandelingen en andere medische producten, moeten zij worden geholpen bij het productieproces. Bedrijven die die knowhow hebben, dienen die over te dragen. Initiatieven die de uitwisseling van technologie en knowhow vergemakkelijken bestaan al in de vorm van C-TAP en de mRNA-hub van de WHO.

Het verbinden van voorwaarden aan overheidsfinanciering is essentieel in het proces van het vergroten van de lokale productiecapaciteit. Tijdens de Covid-19 pandemie hebben we gezien dat de bereidheid om vaccintechnologie en knowhow op grote schaal te delen onvoldoende aanwezig was. Als grote financiers van medisch onderzoek en ontwikkeling maken regeringen te weinig gebruik van de mogelijkheid om transparantie, beschikbaarheid, betaalbaarheid en het delen van technologie te eisen voor producten die met overheidsfinanciering zijn ontwikkeld.

Vraag5

Sessie 5: Eén multisectoriële gezondheidsbenadering

Vraag 20: Er zijn opvallende verbanden tussen de mondiale volksgezondheid en andere thema's, waaronder klimaat, voedselzekerheid en voeding, schoon verlatend milieu (bijv. WAS/schoon water en lucht), diergezondheid, economie, schoolgezondheid (bijv. CSE, ASRHR) en duurzaamheid (sociaal, economisch en milieu). Welke prioriteiten moeten daarbij ook praktisch haalbaar zijn voor Nederland?

Vraag 21: Hoe kunnen we het beste deelnemen aan deze intersectionele benadering van mondiale gezondheid?
We benadrukken het belang van een intersectorale (en dus interministeriële) aanpak en samenwerking waarbij gedacht kan worden aan ‘health-in-all-policies' en OneHealth principes zoals beschreven in het AIV-advies ‘Fundamenten voor een Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie’. De vormgeving van een dergelijke aanpak zou naar onze mening niet geleid moeten worden door een afweging van prioriteiten versus praktische haalbaarheid, maar door het systematisch inbouwen van sector overstijgend denken en handelen in alle relevante beleidsterreinen. Voor onze verdere input op deze vragen verwijzen wij naar de gezamenlijke reactie op deze internetconsultatie van de Dutch Global Health Alliance waar Wemos onderdeel van uitmaakt.

Vraag6

Sessie 6: Duurzame financiering

Vraag 22: Hoe brengen we met de strategie een duurzame en innovatieve zorgfinanciering tot stand?

Vraag 23: Hoe zorgen we voor de beste vermenging van publieke en private financiering voor de mondiale gezondheidsstrategie?

Vraag 24: Hoe zorgen we voor duurzame financiering van de WHO en de mondiale gezondheidsarchitectuur in het algemeen?
Zie ook ons antwoord op vraag 13, over Global Public Investment als nieuwe "transformatieve aanpak" van dringende problemen in de internationale samenleving, zoals pandemieën en klimaatverandering. Voor een nadere uitwerking van deze principes, zie Home - Global Public Investment.

22. Duurzame zorgfinanciering is pooled, public finance. Hierover zijn WHO, Wereldbank, de experts in de WHO Council on the Economics of Health for All en vele andere experts het eens (zie bijlage voor referenties). Recentelijk werd dit opnieuw benadrukt in het toonaangevende rapport van de Lancet Global Commission on financing PHC. Om de voortgang op effectieve en duurzame financiering voor gezondheid te ondersteunen heeft de WHO de Health Financing Progress Matrix (HFPM) ontwikkeld, gebaseerd op onderzoek, kennis en ervaring over meerdere decennia en vele landen. Deze HFPM wordt momenteel in enkele Afrikaanse landen getest. Nederland kan de WHO en haar partnerlanden ondersteunen in de toepassing van deze benadering.

23. Het systeem van (basis)gezondheidszorg in landen moet voornamelijk uit publieke middelen worden gefinancierd. Aan private investeringen kleeft vaak een winstoogmerk dat niet past bij gezondheidszorg met gelijke toegang voor iedereen als basis. Uit reviews van PPPs in gezondheidszorg en andere essentiële diensten blijkt dat commerciële financiering vaak duurder uitpakt voor overheden dan wanneer de investering met alleen publieke middelen was gedaan. Ook wordt soms een deel van die extra kosten door gebruikers betaald via eigen bijdragen (OOPP). Overheidssteun voor PPPs of andere vormen van blended finance vergt duidelijke voorwaarden in het belang van mondiale publieke gezondheid en een sterke overheid om deze voorwaarden te borgen en toe te zien op naleving. Health equity moet het leidende principe zijn bij zulke partnerschappen en transparantie inzake kosten, werkingsprocedures en verantwoordingsplicht een noodzaak.

24. De recente overeenstemming van WHO-lidstaten om de assessed contributions stapsgewijs te verhogen opdat deze 50% van de WHO-begroting dekken per – uiterlijk – de 2030/31 budgetcyclus is een stap in de goede richting. Bovengenoemde GPI-benadering kan ook een manier zijn om internationale publieke goederen duurzaam en eerlijk te financieren. We sporen Nederland aan om te verkennen of en hoe ze deze innovatieve benadering zou kunnen toepassen in een GHS (zie ook “Re-imagining UK Aid through GPI”).

Referenties: zij bijlage.

Bijlage