Instemmingsbevoegdheid medezeggenschap funderend onderwijs op hoofdlijnen begroting

Reactie

Naam CSG Liudger (drs. J. Vogel)
Plaats Drachten
Datum 24 mei 2016

Vraag1

Geeft deze wijziging voldoende houvast voor uitvoering in de praktijk van de medezeggenschap op scholen? Waarom wel, waarom niet?
Medezeggenschap staat of valt met de kwaliteit van degenen die in de medezeggenschapsraad zitten.
Om die reden voegt deze wijziging van wet niet veel toe aan de bestaande instrumenten van de MZR. Het bestuur moet de MZR goed en volledig informeren en meenemen bij de beleidsmatige keuzes die in de school gemaakt worden.

Vraag2

Hoe kan het begrip ‘hoofdlijnen van de begroting’ worden ingevuld, op een manier die het gesprek tussen bestuur en medezeggenschap over investeringen in de kwaliteit van onderwijs stimuleert?
In de afgelopen jaren is herhaaldelijk gepleit voor het meerjarig financieel plannen door schoolbesturen. Zeker in krimpgebieden is dit cruciaal voor het in stand houden van een gevarieerd en kwalitatief goed onderwijsaanbod. Dit betekent dat belangrijke beleidskeuzes een horizon hebben die de jaarlijkse begroting (ver) overschrijdt. De strategische keuzes die hieraan ten grondslag liggen moeten zeker worden besproken met de MR. ik kan me daarom vinden in versterking van medezeggenschapsrechten op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid, maar ziet het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de jaarbegroting als een stap terug in de tijd, omdat daarmee in de discussie tussen bestuur en MR onvermijdelijk de grootste nadruk zal worden gelegd op de korte termijn.

Vraag3

Hebt u andere reacties of suggesties bij dit wetsvoorstel? U kunt hieronder reageren
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wordt in paragraaf 3.1 toegelicht wat de inhoud is van de beoogde instemmingsbevoegdheid. Datgene wat wél is uitgewerkt, roept een aantal vragen op. Wat me vooral zorgen baart, is dat wordt gesteld dat ‘de verdere invulling van wat tot de hoofdlijnen van de begroting moet worden gerekend aan de scholen wordt overgelaten’. Deze zeer open formulering zal zeker tot veel onduidelijkheid en debat leiden op het niveau van het schoolbestuur. Geharrewar over wat wel en niet hoofdlijnen zijn, leidt de aandacht af van de inhoud en veroorzaakt stagnatie in de voortgang van het toch al complexe begrotingsproces. Daarnaast is ook niet helder wat het gevolg is van het ontstaan van een ‘tweeledig beoordelingsrecht’ bij de Raad van Toezicht en bij de MR in het begrotingsproces.