In deze regeling worden enige wijzigingen van de Regeling vrijstellingen Wet bpf 2000 voorgesteld. Dit ziet op 4 elementen:
1. Overgangsrecht in het kader van de transitie:
Het huidige overgangsrecht met betrekking tot vrijstellingen, zoals zal worden aangepast met de Wijziging van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, wordt in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000 op exact dezelfde wijze aangepast. Kern is dat er tijdens de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel enkel toetsing plaatsvindt op de financiële gelijkwaardigheid. De toetsing op financiële gelijkwaardigheid wordt in deze regeling nader ingevuld: enkel de hoogte van pensioen op opbouwbasis zal worden getoetst en het laten bestaan van de pensioensoorten op risicobasis.
2. Aanpassingen ten aanzien van financiële gelijkwaardigheid:
Voor de financiële gelijkwaardigheid worden enige wijzigingen voorgesteld, om beter aan te sluiten bij de werkelijkheid van premieregelingen, en materieel de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen of te behouden zoveel mogelijk gelijk te trekken met de situatie voor de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen. Zo wordt toegevoegd dat de financiële gelijkwaardigheid ook kwalitatief kan worden aangetoond en de premiegrondslag verduidelijkt.
3. Aanpassingen ten aanzien van actuariële gelijkwaardigheid:
Voor de actuariële gelijkwaardigheid worden enige wijzigingen voorgesteld, om beter aan te sluiten bij de werkelijkheid van premieregelingen, en materieel de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen of te behouden zoveel mogelijk gelijk te trekken met de situatie voor de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen zijn dat de berekening van de uitkeringsstroom wordt gewijzigd van 35 naar 100 jaar, de solidariteitsreserve en risicodelingsreserve daarbij niet hoeven worden meegenomen, en dat het feitelijk beleggingsbeleid van beide partijen aan elkaar zal worden getoetst. Hierbij is het opheffen van de leenrestrictie onderdeel van het feitelijk beleggingsbeleid van een pensioenfonds. Ook worden enige grondslagen van de berekeningen aangepast om aan te sluiten bij de praktijk.
4. Invulling van het begrip “gelijkwaardige aanspraken” voor een vrijstelling op basis van onvoldoende beleggingsperformance
Met de wijziging van het Vrijstellings- en boetebesluit wordt het begrip “dezelfde aanspraken” voor een vrijstelling op basis van onvoldoende beleggingsperformance gewijzigd naar “gelijkwaardige aanspraken”. De technische invulling van het begrip “gelijkwaardig” wordt ingevuld met een aantal waarborgen, waardoor de deelnemer materieel zo veel mogelijk hetzelfde krijgt bij een vrijstelling op basis van onvoldoende beleggingsperformance als vóór de transitie naar premieregelingen, maar wel aangepast aan de nieuwe situatie.
Deze waarborgen zijn:
· 100% Financiële gelijkwaardigheid, volgens de aanpassingen die in deze Wijzigingsregeling worden voorgesteld
· 100% Actuariële gelijkwaardigheid, volgens de aanpassingen die in deze Wijzigingsregeling worden voorgesteld
· Bij een vastgelegde pensioendoelstelling bij het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds: eenzelfde pensioendoelstelling
· Minimaal dezelfde risicodekkingen (bijv. voor nabestaandenpensioen) wanneer het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds deze hanteert