Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Vereniging van Effectenbezitters (VEB) (Robert Rosenau)
Plaats Den Haag
Datum 3 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
***DE VOLLEDIGE REACTIE VAN DE VEB IS ALS SEPARAAT DOCUMENT BIJGEVOEGD AAN DEZE INBRENG***

VOORAF
++++++

Ø De Vereniging van Effectenbezitters, kort gezegd VEB, zet zich in voor de belangen van 1,9 miljoen beleggende huishoudens in Nederland.
Ø De VEB wordt veelvuldig naar haar visie en analyses gevraagd door wet- en regelgevende instanties en steevast is zij graag bereid bijdragen te leveren als de positie van beleggers en financiële consumenten daarmee gediend is.
Ø De ontwikkelingen rond vermogensbelasting volgt de VEB op de voet. Deze box 3-belasting heeft niet alleen direct invloed op de mate van vermogensbehoud en/of -groei, maar is ook sturend voor de manier waarop huishoudens hun financiële toekomst vormgeven.
Ø De overheid wil meer zelfredzaamheid van burgers, ook op financieel gebied. Dan zal zij moeten zorgen voor een evenwichtig, fair en doelmatige fiscale behandeling van vermogen die aansluit bij deze doelstelling.
Ø Hierna volgt de visie van de VEB op de toekomstplannen voor belastingheffing in box 3. De VEB heeft daartoe een aantal vragen uit de internetconsultatie ter beantwoording geselecteerd.
Ø Gezien het belang van het onderwerp heeft de VEB individuele beleggers expliciet gewezen op de mogelijkheid om hun visie ook op persoonlijke titel kenbaar te maken door aan de consultatie mee te doen.
Ø De VEB is ervan overtuigd dat de veelheid aan inzendingen tot een rijker debat en rijpere afweging zal leiden.
Ø De kans op herhaling van de huidige (onwenselijke) fiscale behandeling van box 3 zal daarmee hopelijk verder beperkt blijven waar het nieuwe wetgeving betreft.

***DE VOLLEDIGE REACTIE VAN DE VEB IS ALS SEPARAAT DOCUMENT BIJGEVOEGD AAN DEZE INBRENG***

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
ad a: het hybride karakter maakt de belastingheffing in de toekomst complex en onoverzichtelijk. En daarnaast kan het leiden tot gedragseffecten en constructies om de gewenste fiscale behandeling te krijgen.

ad b: wat de VEB betreft is er nog een ander systeem mogelijk, in ieder geval om het sneller in te kunnen voeren. De urgentie daartoe is extra kracht bijgezet, na het advies van advocaat-generaal Peter Wattel aan de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2023:655). Een ander systeem zou zijn, zo lang werkelijk behaald rendement belasten niet mogelijk is, om bijvoorbeeld de box 3-methodiek te hanteren waarbij wordt uitgegaan van 4 procent rendement (waarover dan 30 procent belasting wordt geheven: de 1,2 procent vermogensrendementsheffing). In geval er jaren zijn waarin geen rendement is behaald of waarin het rendement zelfs negatief is, wordt er over niet bestaande vermogensrendementen in die jaren ook geen belasting geheven. Daarvoor moeten belastingplichtigen de mogelijkheid krijgen om met tegenbewijs te komen dat ze effectief geen rendement hebben behaald (tegenbewijsregeling)..........

VOOR DE REACTIE VAN DE VEB OP DE DEELVRAGEN C T/M H WORDT VERWEZEN NAAR BIJGEVOEGD DOCUMENT WAARIN DE VEB-REACTIE INTEGRAAL IS OPGENOMEN.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Een hybride stelsel kan prikkels geven om beleggingskeuzes te baseren op het geldende fiscale stelsel. In dat kader bestaat het risico dat belastingplichtigen veranderingen aanbrengen, niet op basis van de kansen en risico’s bij de beleggingen an sich, maar vanwege een veranderend fiscaal stelsel.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
De VEB pleit in het algemeen voor het afschaffen van de aftrekbaarheid van rentes op schulden en dus ook op consumptieve schulden. Immers, in dat systeem draaien spaarzame belastingplichtigen op voor andermans schulden. Hoge privé-schulden maken de Nederlandse economie ook instabiel. Dat biedt tegelijkertijd budget voor een beter belastingsysteem. In geval wordt belegd met geleend geld is sprake van een ongezonde activiteit.


Bijlage