Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen

Reactie

Naam Librijn openbaar onderwijs (E Klompmaker)
Plaats Delft
Datum 12 mei 2014

Vraag1

Wat vindt u van het voorstel dat de benoeming van bestuurders voortaan moet gebeuren op basis van openbare profielen en om de medezeggenschapsorganen adviesrecht te geven over die profielen en over benoeming en ontslag van bestuurders?
Mee eens, behalve het adviesrecht van de MR inzake ontslag.
Hier dient de Raad van Toezicht als werkgever het primaat te hebben en zich te verantwoorden aan de stakeholders. Dit om ook in urgente gevallen (Ontslag om dringende reden) handelingskracht te hebben.

Vraag2

Wat vindt u van het voorstel dat er in het PO, VO en MBO, minimaal eenmaal per jaar, overleg dient plaats te vinden tussen de medezeggenschap en de Raad van Toezicht?

N.B. in het hoger onderwijs bestaat al een overlegplicht.
Mee eens

Vraag3

Wat vindt u van het voorstel dat de Inspectie van het Onderwijs direct door de interne toezichthouders of het interne toezichthoudende orgaan (Raad van Toezicht) op de hoogte moet worden gesteld van een redelijk vermoeden van wanbeheer bij de instelling.
Een meldingsplicht aan de externe toezichthouder inzake geconstateerde misstanden lijkt me logisch.
De formulering 'redelijk vermoeden' is veel te vaag. Vertrouwelijkheid bij een dergelijke melding lijkt me sowieso noodzakelijk.

Vraag4

Wat vindt u van de vier voorgestelde wijzigingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)?

N.B. De WMS is alleen van toepassing in het funderend onderwijs.
1 Een eigen budget voor een (G)MR is nodig. Als dit gewenst is kan dit door OCW worden vastgelegd, nu is de CAO vaak leidend.
Een budget voor juridische ondersteuning lijkt logisch maar kan voor besturen belastend zijn als de kosten hoog oplopen. Nu is -op basis van jurisprudentie- de MR feitelijk vrij in het inhuren van juridische steun in medezeggenschapszaken. Dat kan wel eens leiden tot een situatie dat het bestuur de kosten niet kan dragen als er een geschil is. (b.v. Schoolsluiting) Er moet dus een creatieve oplossing komen, b.v. maximale vergoeding uit het bestuur en landelijk fonds.
De (G)MR in het funderend onderwijs heeft in het algemeen niet de kennis en kunde om complexe medezeggenschapsvragen zelfstandig te kunnen behandelen. In die gevallen is ondersteuning door externen vaak aan de orde.
2 Mee eens
3 Mee eens
4 Mee eens

Vraag6

Wat vindt u ervan dat de minister, naast de bestaande mogelijkheden (o.a. aanwijzingsbevoegdheid, inhouding van bekostiging) ook de mogelijkheid krijgt om in het uiterste geval de rechter te verzoeken om falende bestuurders of interne toezichthouders van bijzondere instellingen te schorsen of te ontslaan?
Het gaat alleen om het bijzonder onderwijs, in het openbaar onderwijs heeft de gemeenteraad het recht om de leden van de Raad van toezicht of de bestuurders (bij het 'one tier' model) te ontslaan.
Bij een vereniging zijn de leden verantwoordelijk.
Alleen bij een bijzondere stichting zou zo'n maatregel overwogen kunnen worden.
Het lijkt mij echter overbodig, ik meen dat het inhouden van de bekostiging een voldoende adequaat middel is.

Vraag7

Consultatieve vraag over:
Instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting.

Toelichting:
De begroting geeft inzicht in de voorgenomen besteding van middelen. Daarom is het van belang dat het medezeggenschapsorgaan hierbij betrokken is. Dit orgaan heeft (instemmings)recht ten aanzien van diverse (inhoudelijke) onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de strategische beleidsvoornemens van de hogescholen en universiteiten. Op dit moment heeft het medezeggenschapsorgaan in het primair en voortgezet onderwijs al adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school (zie bijv. artikel 11 van de Wet medezeggenschap op scholen). In het hoger onderwijs hebben de medezeggenschapsorganen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) adviesbevoegdheid met betrekking tot de begroting. In de HO-sector en de MBO-sector geldt op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dat de Ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft op het meerjarig financieel beleid en over belangrijke investeringsbeslissingen en kredietbesluiten (art.25-1.h t/m j). De WOR schrijft verder voor dat het bestuur de begroting aan de OR moet verstrekken en die met deze raad moet bespreken (art.31a-3).
Onderwijsinstellingen zijn bevoegd om in hun reglement instemmingsrecht op (hoofdlijnen van) de begroting te regelen. In een aantal gevallen is dit ook gedaan.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een wettelijk instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Het voegt in het funderend onderwijs niets toe. De hoofdlijnen staan in de praktijk vast, het meeste geld gaat naar Personeel, daarna huisvesting en Materieel en er is een klein bedrag voor het strategisch beleid.
Doordat de (G)MR instemming heeft op de hoofdlijnen van het bestuursformatieplan is er ook voor 75% invloed op de begroting.

Vraag8

Consultatieve vraag over:
Benoembaarheid leden Raad van Toezicht

Toelichting:
Tijdens het overleg in de Tweede Kamer op 23 april 2014 over governance is de vraag aan de orde geweest in hoeverre het wel of niet wenselijk is dat een lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal tevens lid kan zijn van een Raad van Toezicht van een instelling voor het hoger onderwijs. In de huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet toegestaan om een lid van het Parlement tevens te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van een openbare universiteit. Bij andere onderwijsinstellingen (PO,VO,MBO) bestaat niet zo’n wettelijke beperking.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om een dergelijk verbod te handhaven?
Het parlement is de wetgevende macht. Dit botst niet direct met een toezichthoudende rol.
Persoonlijk zou ik het -in verband met de onafhankelijke positie- niet toejuichen als een kamerlid deelneemt aan een Raad van Toezicht.

Vraag9

Consultatieve vraag over:

Versterkt informatierecht medezeggenschapsorganen hoger onderwijs.

Toelichting:
Naar huidig recht moet het college van bestuur van universiteiten en hogescholen, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen verschaffen die zo’n orgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
Hiermee heeft het medezeggenschapsorgaan recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak, zonder dat er sprake is van onnodige administratieve lasten. In andere sectoren in de publieke en private sector is dit op vergelijkbare wijze geregeld. De Tweede Kamer heeft bij motie van 23 april jl. voorgesteld de informatieplicht te verbreden tot het verschaffen van de inlichtingen die de raad zelf “nodig acht”, omdat volgens de Tweede Kamer zo voorkomen wordt dat de medezeggenschapsorgaan informatie wordt onthouden.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een verbreed informatierecht te geven?

Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Uitbreiding van dit recht lijkt niet nodig. Het kan leiden tot een grote administratieve druk omdat de MR veel informatve opvraagt die ook geleverd moet worden.
Indien de MR in de huidige situatie bepaalde informatie relevant vindt en dit niet krijgt dan kan ze hierom nogmaals verzoeken. Afdwingbaar via de rechter.