Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen

Reactie

Naam Algemene Onderwijsbond (M.H. Koning)
Plaats Utrecht
Datum 11 juni 2014

Vraag1

Wat vindt u van het voorstel dat de benoeming van bestuurders voortaan moet gebeuren op basis van openbare profielen en om de medezeggenschapsorganen adviesrecht te geven over die profielen en over benoeming en ontslag van bestuurders?
Prima. Voor wat betreft het adviesrecht bij benoeming/ontslag van bestuurders wordt het onderwijs daarmee tevens gelijk gesteld aan de andere sectoren, waar ondernemingsraden op basis van de WOR al een dergelijk adviesrecht hebben.

Vraag2

Wat vindt u van het voorstel dat er in het PO, VO en MBO, minimaal eenmaal per jaar, overleg dient plaats te vinden tussen de medezeggenschap en de Raad van Toezicht?

N.B. in het hoger onderwijs bestaat al een overlegplicht.
Een goede zaak. Sluit ook aan bij het recent verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid ('Van tweeluik naar driehoeken') waarin veelvuldig de meerwaarde van de driehoeksverhouding bestuur-RvT-medezeggenschap aan bod komt.
Wel is het jammer dat dit overleg, voor wat betreft het recht van de (G)MR op dit jaarlijks overleg, volgens het wetsvoorstel niet in de WMS maar alleen in de sectorwetten wordt geregeld. Op grond van het huidige artikel 36 lid 1 WMS, en de in het wetsvoorstel opgenomen nieuwe tekst voor een artikel 35, heeft de (G)MR daarmee niet de mogelijkheid om dit overleg met de RvT -indien nodig- juridisch af dwingen. Het ligt daarom voor de hand dat dit overleg, net zoals het overleg tussen (G)MR en het bevoegd gezag, tevens in de WMS zelf wordt 'geregeld'. Voor de 'wijze waarop' gesprekspartijen bijeenkomen kan vervolgens een opdracht tot uitwerking in het medezeggenschapsstatuut worden toegevoegd aan artikel 22 WMS.
Het voorgaande geldt overigens ook nu al voor het bindende voordrachtrecht t.a.v. een lid van de RvT. Door opname van dit voordrachtrecht in de WMS wordt, in samenhang met artikel 16 WMS (GMR), tevens voorkomen dat meerdere medezeggenschapsraden elk een eigenstandig voordrachtrecht claimen voor de RvT. Dit laatste is nu namelijk mogelijk omdat in de huidige formulering binnen de sectorwetten gesproken wordt van de 'medezeggenschapsraad' i.p.v. met daarop volgend 'dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad'.

Vraag3

Wat vindt u van het voorstel dat de Inspectie van het Onderwijs direct door de interne toezichthouders of het interne toezichthoudende orgaan (Raad van Toezicht) op de hoogte moet worden gesteld van een redelijk vermoeden van wanbeheer bij de instelling.
Uiteraard. Zou zelfs vreemd zijn te stellen dat dit niet nu al zou moeten. Het gaat hier niet om het financiële beleid van een koekjesproducent, maar om een instelling met een voor onze maatschappij fundamentele opdracht, bekostigd vanuit belastinggeld.

Vraag4

Wat vindt u van de vier voorgestelde wijzigingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)?

N.B. De WMS is alleen van toepassing in het funderend onderwijs.
Prima wijzigingen. Alleen: anders dan in het huidige artikel 28 lid 2 worden in de nieuwe bepaling per abuis de geledingen niet meer genoemd. Om dit te corrigeren is het noodzakelijk om in lid 6 van het nieuwe artikel 28, na ‘gemeenschappelijke medezeggenschapsraad’ in te voegen: ‘de geledingen’. Dit sluit overigens ook aan bij de voorgestelde wettekst in het eerder door de Stichting onderwijsgeschillen gepubliceerde advies ('Doeltreffender en meer effect'), waarbij dit bij lid 6 per abuis niet cursief was ingevoegd.

Vraag6

Wat vindt u ervan dat de minister, naast de bestaande mogelijkheden (o.a. aanwijzingsbevoegdheid, inhouding van bekostiging) ook de mogelijkheid krijgt om in het uiterste geval de rechter te verzoeken om falende bestuurders of interne toezichthouders van bijzondere instellingen te schorsen of te ontslaan?
Juist. Hopelijk hoeft die wettelijke bevoegdheid niet vaak gebruikt te worden, maar het tot nu toe ontbreken van die 'stok achter de deur' heeft in het verleden toe geleid dat er niet voldoende tijdig op een effectieve wijze kon worden ingegrepen.

Vraag7

Consultatieve vraag over:
Instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting.

Toelichting:
De begroting geeft inzicht in de voorgenomen besteding van middelen. Daarom is het van belang dat het medezeggenschapsorgaan hierbij betrokken is. Dit orgaan heeft (instemmings)recht ten aanzien van diverse (inhoudelijke) onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de strategische beleidsvoornemens van de hogescholen en universiteiten. Op dit moment heeft het medezeggenschapsorgaan in het primair en voortgezet onderwijs al adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school (zie bijv. artikel 11 van de Wet medezeggenschap op scholen). In het hoger onderwijs hebben de medezeggenschapsorganen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) adviesbevoegdheid met betrekking tot de begroting. In de HO-sector en de MBO-sector geldt op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dat de Ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft op het meerjarig financieel beleid en over belangrijke investeringsbeslissingen en kredietbesluiten (art.25-1.h t/m j). De WOR schrijft verder voor dat het bestuur de begroting aan de OR moet verstrekken en die met deze raad moet bespreken (art.31a-3).
Onderwijsinstellingen zijn bevoegd om in hun reglement instemmingsrecht op (hoofdlijnen van) de begroting te regelen. In een aantal gevallen is dit ook gedaan.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een wettelijk instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Een goede zaak. Vanuit maatschappelijk oogpunt valt het streven naar overeenstemming tussen bestuur en stakeholders, wat in essentie met het instemmingsrecht van het medezeggenschapsorgaan wordt beoogd, goed valt uit te leggen. Het gaat hier immers om de eis van een doelmatige besteding van belastinggeld.
Ook in eerdere Kamerdebatten is gepleit voor het toekennen van een instemmingsrecht aan de MR t.a.v. de begroting dan wel op de hoofdlijnen van het financiële beleid. Hiermee is beoogd om de medezeggenschap meer in positie te brengen bij ingrijpende bestuurlijke beleidskeuzes met impact voor de langere termijn, en het voortbestaan van de onderwijsorganisatie als geheel. Daarbij gaat het met name om beslissingen die worden genomen op het niveau van het bestuur, niet het schoolniveau. En die de scholenorganisatie als geheel raken. In dat verband zou kunnen worden overwogen bedoeld instemmingsrecht alleen aan de gemeenschappelijke MR toe te kennen, tenzij het om een eenpitter gaat.

Vraag8

Consultatieve vraag over:
Benoembaarheid leden Raad van Toezicht

Toelichting:
Tijdens het overleg in de Tweede Kamer op 23 april 2014 over governance is de vraag aan de orde geweest in hoeverre het wel of niet wenselijk is dat een lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal tevens lid kan zijn van een Raad van Toezicht van een instelling voor het hoger onderwijs. In de huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet toegestaan om een lid van het Parlement tevens te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van een openbare universiteit. Bij andere onderwijsinstellingen (PO,VO,MBO) bestaat niet zo’n wettelijke beperking.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om een dergelijk verbod te handhaven?
Niet alleen handhaven, maar het verbod ook van toepassing laten zijn op het HBO en onderwijsinstellingen binnen andere sectoren. Zelfs de schijn van een andere, verstopte, pet in de kast moet men voor Kamerleden vermijden.

Vraag9

Consultatieve vraag over:

Versterkt informatierecht medezeggenschapsorganen hoger onderwijs.

Toelichting:
Naar huidig recht moet het college van bestuur van universiteiten en hogescholen, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen verschaffen die zo’n orgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
Hiermee heeft het medezeggenschapsorgaan recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak, zonder dat er sprake is van onnodige administratieve lasten. In andere sectoren in de publieke en private sector is dit op vergelijkbare wijze geregeld. De Tweede Kamer heeft bij motie van 23 april jl. voorgesteld de informatieplicht te verbreden tot het verschaffen van de inlichtingen die de raad zelf “nodig acht”, omdat volgens de Tweede Kamer zo voorkomen wordt dat de medezeggenschapsorgaan informatie wordt onthouden.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een verbreed informatierecht te geven?

Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Inderdaad wenselijk. Voorwaarde voor constructieve medezeggenschap is dat deze raden, in beginsel, over dezelfde informatie moeten kunnen beschikken als hun overlegpartner, CvB/directie. Dit geldt derhalve niet alleen voor het hoger onderwijs maar voor alle onderwijssectoren. Het begrip 'redelijkerwijs' blijft uiteraard overeind. Overigens heeft voor wat betreft het funderend onderwijs de geschillencommissie WMS al eens in een uitspraak aangegeven dat het in beginsel de MR is die beoordeelt of bepaalde informatie redelijkerwijs noodzakelijk is voor het vervullen van diens taak.