Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen

Reactie

Naam Tabor College (drs. H.A. Nijdeken)
Plaats Hoorn
Datum 4 juni 2014

Vraag1

Wat vindt u van het voorstel dat de benoeming van bestuurders voortaan moet gebeuren op basis van openbare profielen en om de medezeggenschapsorganen adviesrecht te geven over die profielen en over benoeming en ontslag van bestuurders?
Het benoemen van een bestuurder op basis van openbare profielen is zeer terecht. Adviesrecht bij de benoeming is ook terecht. Bij adviesrecht over ontslag dreigt het gevaar dat de MR op de stoel van de interne toezichthouder gaat zitten.

Vraag2

Wat vindt u van het voorstel dat er in het PO, VO en MBO, minimaal eenmaal per jaar, overleg dient plaats te vinden tussen de medezeggenschap en de Raad van Toezicht?

N.B. in het hoger onderwijs bestaat al een overlegplicht.
Het is uitermate teleurstellend dat de overheid denkt dat dit in een wet moet worden vastgelegd. Dat zulk overleg er is, zou niet eens een vraag moeten zijn.
Als het in de wet is opgenomen, zal het overleg er wel komen, maar over de kwaliteit van het overleg kan nog niets gezegd worden. Voor veel wat in de wet is opgenomen geldt dat het niet over de kwaliteit van het werk gaat, maar over een aantal activiteiten. De kwaliteit van veel van het werk komt uit de wil met elkaar het beste voor de leerlingen, het personeel en de school te bereiken. Met het wettelijk afdwingen van overleggen wordt hieraan niets toe of afgedaan. Helaas moet ook hier vastgesteld worden dat de overheid iets nastreeft via wetgeving dat niet is af te dwingen.

Vraag3

Wat vindt u van het voorstel dat de Inspectie van het Onderwijs direct door de interne toezichthouders of het interne toezichthoudende orgaan (Raad van Toezicht) op de hoogte moet worden gesteld van een redelijk vermoeden van wanbeheer bij de instelling.
Hier komt de rol van de inspectie van het onderwijs om de hoek kijken. In mijn ogen zou de inspectie een geheel andere rol horen te hebben dan die van 'politie' van het onderwijs, iets wat de inspectie al veel te vaak is (en kennelijk ook wil zijn).
Bij wanbeheer is sprake van het opzettelijk op een onjuiste (tegen de wet ingaande) wijze van werken. Dat zou dan juridisch aangepakt moeten worden.
Een fundamentele heroriëntatie op de rol van de inspectie lijkt mij zo langzamerhand wel op zijn plaats.

Vraag4

Wat vindt u van de vier voorgestelde wijzigingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)?

N.B. De WMS is alleen van toepassing in het funderend onderwijs.
Een aantal zaken is in mijn ogen zeer terecht. Ook hier geldt dat het verrast dat er in een wet moet worden opgenomen dat de leden van de MR recht op scholing hebben.
Dat ook het bevoegd gezag een nalevingsgeschil kan indienen is heel goed. Dit geeft kracht aan de verplichtingen waar de MR zich aan te houden heeft.
Het scholingsbudget van de MR (het zou overigens buitengewoon slecht zijn als de wetgever het bedrag van scholing ook nog vast gaat stellen dat zou de betutteling ten top zijn!!!) zou niet rechtstreeks naar de MR moeten nagaan. Dat levert een bedrijfje in het bedrijf, iets wat niet goed is. De verplichting die hieruit zou voortvloeien zijn groot. Te denken is aan vragen als: wie controleert de inkomsten en uitgaven, hoe wordt het in de jaarrekening verantwoord (het bevoegd gezag kan hier toch geen verantwoordelijkheid voor dragen, maar is wel aanspreekbaar op alle uitgaven), moet de MR zich verantwoorde nbij de accountant?

Vraag5

Wat vindt u van het voorstel om wettelijk vast te leggen dat de opleidingscommissies van universiteiten en hogescholen als belangrijkste taak hebben, te adviseren over het bevorderen en borgen van de kwaliteit van de opleiding?
werkend in het voortgezet onderwijs zal ik mij hierover geen mening aanmatigen.

Vraag6

Wat vindt u ervan dat de minister, naast de bestaande mogelijkheden (o.a. aanwijzingsbevoegdheid, inhouding van bekostiging) ook de mogelijkheid krijgt om in het uiterste geval de rechter te verzoeken om falende bestuurders of interne toezichthouders van bijzondere instellingen te schorsen of te ontslaan?
Na een aantal incidenten in het onderwijs (en andere sectoren) lijkt het erop dat de gedachte is dat het in heel Nederland fout zit. De serie maatregelen die bedacht wordt om 'foute' bestuurders aan te pakken wordt langer en langer. Het sombermakende is dat het allemaal om maatregelen aan de achterkant gaat, als het al fout is gegaan. Het zou zoveel beter zijn om aan de voorkant te werken: zorg er met elkaar voor dat bestuurders aan de voorkant gescreend worden: zorg voor een bestuurdersregister, waarin men alleen geregistreerd kan worden als er bepaalde kwaliteitsgaranties zijn. En geregistreerd blijven kan alleen als er blijvend ontwikkeld wordt.
Dat moet dus niet in een wet met series sancties, maar door een professionalisering van de beroepsgroep.
Ook het toezicht versterken zou van belang zijn: niet 'goedbedoelende amateurs' als toezichthouders, maar ook daar eisen aan de kwaliteit en het blijven ontwikkelen. Ik bezit hierover geen documenten, maar wel duidelijke ideeën, die ik graag aanbied (ha.nijdeken@tabor.nl)

Vraag7

Consultatieve vraag over:
Instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting.

Toelichting:
De begroting geeft inzicht in de voorgenomen besteding van middelen. Daarom is het van belang dat het medezeggenschapsorgaan hierbij betrokken is. Dit orgaan heeft (instemmings)recht ten aanzien van diverse (inhoudelijke) onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de strategische beleidsvoornemens van de hogescholen en universiteiten. Op dit moment heeft het medezeggenschapsorgaan in het primair en voortgezet onderwijs al adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school (zie bijv. artikel 11 van de Wet medezeggenschap op scholen). In het hoger onderwijs hebben de medezeggenschapsorganen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) adviesbevoegdheid met betrekking tot de begroting. In de HO-sector en de MBO-sector geldt op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dat de Ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft op het meerjarig financieel beleid en over belangrijke investeringsbeslissingen en kredietbesluiten (art.25-1.h t/m j). De WOR schrijft verder voor dat het bestuur de begroting aan de OR moet verstrekken en die met deze raad moet bespreken (art.31a-3).
Onderwijsinstellingen zijn bevoegd om in hun reglement instemmingsrecht op (hoofdlijnen van) de begroting te regelen. In een aantal gevallen is dit ook gedaan.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een wettelijk instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting te geven?
Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
Meer en meer krijg ik het gevoel dat de MR de nieuwe Raad van Toezicht gaat worden in het idee van de wetgever. De lijst met zaken waar de MR instemming moet geven wordt bij iedere aanpassing langer (het valt op dat er nooit items afgaan) en maken dat langzaamaan het bestuur noch de Raad van Toezicht zelfstandig besluiten kunnen nemen. Overal moet instemming (of advies, maar dat is de facit ook instemming) gevraagd worden.

Het zou de wetgever sieren als met het niveau van detaillering zou verlaten en juist naar beleid en beleidslijnen zou gaan. Dan is het logisch dat begroting en jaarplan aan de ene kant en de jaarstukken (als verantwoording) aan de andere kant bij de MR zouden liggen. In de beoordeling zou het moeten gaan om de vraag of de keuzes die gemaakt worden ook consistent zijn en in lijn met de missie en visie van de organisatie (en niet om ieder bedragen of het wel goed is of niet net een beetje te veel of te weinig). Alleen op die manier krijg je in je organisatie een discussie over de stand van zaken, de ontwikkeling en de risico's die gezien worden. Vervolgens is het aan de bestuurder om hier de uitwerking van te realiseren.

Vraag8

Consultatieve vraag over:
Benoembaarheid leden Raad van Toezicht

Toelichting:
Tijdens het overleg in de Tweede Kamer op 23 april 2014 over governance is de vraag aan de orde geweest in hoeverre het wel of niet wenselijk is dat een lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal tevens lid kan zijn van een Raad van Toezicht van een instelling voor het hoger onderwijs. In de huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is het niet toegestaan om een lid van het Parlement tevens te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van een openbare universiteit. Bij andere onderwijsinstellingen (PO,VO,MBO) bestaat niet zo’n wettelijke beperking.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om een dergelijk verbod te handhaven?
In de meeste reglementen van Raden van Toezicht zal zijn opgenomen dat, in geval van conflicterende belangen, het lid zich moet onthouden van de rol in de Raad. Zo er voor een lid van het parlement zo'n situatie ontstaat (wat mij niet logisch voorkomt), kan hij/zij zich in de Raad verschonen. Ik zie dus eigenlijk geen noodzaak tot een verbod.

Vraag9

Consultatieve vraag over:

Versterkt informatierecht medezeggenschapsorganen hoger onderwijs.

Toelichting:
Naar huidig recht moet het college van bestuur van universiteiten en hogescholen, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen verschaffen die zo’n orgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
Hiermee heeft het medezeggenschapsorgaan recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak, zonder dat er sprake is van onnodige administratieve lasten. In andere sectoren in de publieke en private sector is dit op vergelijkbare wijze geregeld. De Tweede Kamer heeft bij motie van 23 april jl. voorgesteld de informatieplicht te verbreden tot het verschaffen van de inlichtingen die de raad zelf “nodig acht”, omdat volgens de Tweede Kamer zo voorkomen wordt dat de medezeggenschapsorgaan informatie wordt onthouden.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om aan medezeggenschapsorganen een verbreed informatierecht te geven?

Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
hierover geen mening

Vraag10

Consultatieve vraag over:
Student-assessor binnen hoger onderwijs

Toelichting:
Een studentassessor is een student van een instelling die de vergaderingen van het college van bestuur bijwoont en daarin een adviserende rol heeft. Met een wettelijke verplichting tot een studentassessor zou er van de kant van studenten in een vroeg stadium inspraak zijn bij het instellingsbeleid en zou die inspraak het beleid kunnen versterken, aldus de motie van de Kamer van 23 april jl. Vraagpunt is hoe een dergelijke figuur past in het governancesysteem van ‘checks and balances’ met bestuur, toezicht en medezeggenschap en wat de positie van de student- assessor is ten opzichte van andere studenten en medezeggenschapsorganen die studenten vertegenwoordigingen.

VRAAG:
Is het wenselijk of noodzakelijk om de studentassessor wettelijk verplicht te stellen bij hogescholen en universiteiten?

Als er goede redenen zijn om dat te doen, hoe zou dat in de praktijk dan het beste inhoud kunnen krijgen?
geen mening op dit punt