Wet op het lerarenregister

Reactie

Naam MBO Raad (Jan van Zijl)
Plaats Woerden
Datum 6 februari 2015

Vraag1

Denkt u dat met het voorgestelde wettelijk verplichte lerarenregister leraren adequaat worden gestimuleerd om stelselmatig te werken aan hun professionele ontwikkeling?
Onvoldoende. Het wetsvoorstel richt zich namelijk louter op wie zich mag registreren. Zij-instromers die nog niet beschikken over of bezig zijn met het behalen van een pedagogisch didactisch getuigschrift of tweedegraads lerarenopleiding dreigen bij benoeming niet in het register of in een volwaardig voorportaal van het register te komen. Dat zet een rem op het aannemen van zij-instromers en daarmee op samenwerking en uitwisseling tussen onderwijs en bedrijfsleven, terwijl de behoefte aan zij-instromers in de nabije toekomst voor het verzorgen van kwalitatief goed middelbaar beroepsonderwijs alleen maar toeneemt. Het lerarenregister zou juist moeten stimuleren dat de beroepspraktijk in de klas wordt gebracht. De eisen om in het register te komen zijn in dit wetsvoorstel strikter dan om in het register te kunnen blijven. Daardoor is het een bevoegdhedenregister geworden in plaats van een kwaliteitsregister dat bekwaamheidsonderhoud stimuleert en borgt.

Het wetsvoorstel gaat daarnaast te veel uit van de docent als individu, die eigenstandig besluit hoe hij zijn bekwaamheidsonderhoud invult. De wenselijke praktijk in het mbo is dat een docent als teamlid invulling geeft aan bekwaamheidsonderhoud binnen het onderwijsteam. De sociale partners in het mbo hebben dit reeds in 2009 gezamenlijk in een Professioneel Statuut vastgelegd. Ook hoort bij een gebruikelijke arbeidsrelatie dat een werknemer over bekwaamheidsonderhoud afspraken maakt met de leidinggevende. Via dit wetsvoorstel lijkt de wetgever aan de bestaande arbeidsverhoudingen in de school te willen sleutelen. Dit sleutelen druist tevens in tegen het algemene kabinetsbeleid om arbeidsverhoudingen in de publieke sector te normaliseren.

Vraag2

Denkt u dat de drie elementen van het wetsvoorstel – lerarenregister, omschrijving van het beroep en professionele ruimte – bijdragen aan versterking van de positie van leraren in de school?
Het wetsvoorstel onderbouwt niet waarom er een noodzaak is om de positie van de docent in het mbo te versterken. Het middelbaar beroepsonderwijs is georganiseerd in teams die gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van een opleiding. Sociale partners in het mbo hebben op sectorniveau in het Professioneel Statuut, dat tevens als op zichzelf staande overeenkomst onderdeel uitmaakt van de cao, afspraken over de zeggenschap van de leden van het onderwijsteam gemaakt. In onderwijsteams maken de leden onderling afspraken over de invulling van de professionele ruimte. Het Professioneel Statuut en de werking er van is bekrachtigd in het huidige artikel 4.1.3 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Het opnemen van een omschrijving van het beroep van docent (zoals in wetsvoorstel artikel 4.1a.1 van de WEB) doorkruist dit en zorgt voor een ongewenste tegengestelde beweging van teamontwikkeling.

Vraag3

Denkt u dat met het zichtbaar maken van de mate waarin onderwijs wordt gegeven door leraren die nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen, in het voortgezet onderwijs voldoende stimulans ontstaat om het onbevoegd lesgeven terug te dringen?
-(vraag voor voortgezet onderwijs)

Vraag4

Ziet u de opname van de artikelen die zien op de vorm en inhoud van het lerarenregister in de Wet op het onderwijstoezicht als passend?
Onvoldoende. Het lerarenregister wordt hierdoor in de context van het onderwijstoezicht geplaatst en uit de specifieke context van de Wet Educatie en beroepsonderwijs gehaald. Termen als bevoegdheid, bekwaamheid, leraar en docent hebben in de Wet Educatie en beroepsonderwijs een andere betekenis dan in de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Ook kennen het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo verschillende bestuurlijke verhoudingen waar dit wetsvoorstel onvoldoende rekening mee houdt. Wij pleiten voor een lerarenregister dat past bij de wijze waarop het onderwijs in het mbo is georganiseerd. Alleen dan kan het lerarenregister een krachtig middel zijn om bekwaamheidsonderhoud van onderwijspersoneel in het mbo te stimuleren en te borgen. Bovendien zou een goed werkend lerarenregister juist onderwijstoezicht op het leraarschap overbodig moeten maken. Het onderwijstoezicht ziet in die ideale situatie louter toe op de vraag of elke docent geregistreerd is.

Vraag5

Op basis van welke aanduiding van hun positie kan dit voorstel het beste recht doen aan de zij-instromers in het mbo?

* zie toelichting op vraag 5 onder documenten.
De leden van de MBO Raad zijn fel gekant tegen een meldingsplicht of meldingenadministratie voor zij-instromers. Een zij-instromer is en blijft ook met dit wetsvoorstel bij benoeming voor alle docenttaken inzetbaar. De beste aanduiding is daarom dat de zij-instromer bij benoeming een volwaardige opname krijgt in het lerarenregister. Dit zou eventueel met een aspirant aanduiding kunnen om duidelijk te maken dat de zij-instromer nog aan de wettelijke verplichting moet voldoen om een getuigschrift van een tweedegraads lerarenopleiding of een getuigschrift pedagogisch-didactische scholing WEB te halen. Mocht de zij-instromer dit niet binnen de daarvoor geldende termijn halen, vervalt automatisch de inschrijving uit het register. Dit kan op dezelfde wijze zoals dit ook geldt voor de docent die niet aan de herregistratiecriteria voldoet. Uitgangspunt voor het mbo is dat elke docent zich moet kunnen registreren.

Bijlage