Wet op het lerarenregister

Reactie

Naam EDventure, vereniging van onderwijsadviesbureaus (Drs. A.J. Kaptein)
Plaats Den Haag
Datum 26 februari 2015

Vraag1

Denkt u dat met het voorgestelde wettelijk verplichte lerarenregister leraren adequaat worden gestimuleerd om stelselmatig te werken aan hun professionele ontwikkeling?
Het wetsvoorstel is een belangrijke eerste stap voor leraren om structureel te aan hun professionele ontwikkeling te werken. Registratie en herregistratie bevordert immers een leven lang leren. Het enthousiasmerende c.q. stimulerende effect van het wetsvoorstel is volgens EDventure, vereniging van onderwijsadviesbureaus, (mede) afhankelijk van twee kernelementen.

Ten eerste de zeggenschap van de beroepsgroep over hun eigen professionalisering. Ingegeven door hun leerbehoeften/-doelen. Daarbij hoort een toegankelijk en transparant aanbod van professionaliseringsactiviteiten. In de Mvt is echter opgenomen dat leraren (en schoolleiders) onvoldoende inzicht hebben in het scholingsaanbod en de kwaliteit daarvan. Dit kan de beoogde stimulerende werking belemmeren. Daarbinnen wijst EDventure – vooruitlopend op de uitwerking van het wetsvoorstel - erop dat informele leervormen (leren van en met elkaar) en leren ‘on the job’ het grootste professionaliseringseffect ressorteert. In traditionele zin gaat het om meer dan ‘traditionele’ nascholing. Leraren zouden in het registratietraject keuzes moeten kunnen maken in de te volgen nascholing, qua inhoud en vorm. Zo niet, dan kan het worden ervaren als een doel om ’punten-te-moeten-halen’ en als ultieme stok achter de deur een beroepsverbod. Daarvan gaat geen stimulerende werking uit op individuele leraren noch op de ontwikkeling van de collectieve beroepsgroep.

Ten tweede is de inbedding van professionalisering in de organisatie van de school cruciaal om een duurzaam en stimulerend leerklimaat voor leraren te creëren. Het verhogen van de bekwaamheid van leraren staat niet op zichzelf, maar altijd ten dienste van de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op de school waarop zij werken. In dat kader is evenwicht tussen de (onderwijs)doelstellingen van de school en de leerdoelen van leraren van belang.

EDventure heeft in haar recent gepubliceerde branchevisie op duurzame schoolontwikkeling en professionalisering de daarvoor werkzame bouwstenen toegelicht en onderbouwd. We voegen die als bijlage aan de consultatie toe.

Vraag2

Denkt u dat de drie elementen van het wetsvoorstel – lerarenregister, omschrijving van het beroep en professionele ruimte – bijdragen aan versterking van de positie van leraren in de school?
Niet perse. Een sterkere positie kan bevorderd worden door een beter georganiseerde zelfregulatie van de beroepsgroep. Bijvoorbeeld door het invoeren van een verplicht beroepsregister en het opstellen van een beroepsprofiel. Maar er is ook legitimatie van veldpartijen nodig, zoals brancheorganisaties en sectorraden. Die legitimatie zal o.a. afhankelijk zijn van het validatiesysteem voor nascholing. Wie bepaalt welke professionaliseringsactiviteiten van voldoende kwaliteit zijn om door leraren te worden gevolgd om op registerniveau te komen c.q. te blijven? En op basis van welke criteria? Op grond van de beschikbare informatie lijkt het erop dat zowel de inrichting als de validatie van het registratiesysteem bij de beroepsgroep ligt. De betrokkenheid van veldpartijen en de samenwerking verdient volgens EDventure nadrukkelijk aandacht. EDventure legt zelf bijvoorbeeld een kwaliteitsbodem in de onderwijsadviesmarkt door haar Keurmerk Onderwijsadvies (www.keurmerkonderwijsadvies.nl).

Vraag3

Denkt u dat met het zichtbaar maken van de mate waarin onderwijs wordt gegeven door leraren die nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen, in het voortgezet onderwijs voldoende stimulans ontstaat om het onbevoegd lesgeven terug te dringen?
EDventure wil graag de stimulans vanuit het wetsvoorstel om structureel en systematisch te werken aan het verhogen van de bekwaamheid van leraren, scheiden van de kwestie rond de omvang van onbevoegd lesgeven. De voornaamste reden is dat het effect van wetsvoorstel gericht is op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs door het professionaliseren van leraren. Het accent ligt niet sec op het reduceren van onbevoegd lesgeven. Dat zou de kracht van het wetsvoorstel verminderen en maken tot een ‘administratieve exercitie’ in plaats van het principe bekwaam = bevoegd voorop te zetten. Professionalisering is leidend voor het bepalen van de bevoegd. Echter, de benodigde bekwaamheid kan verschillen per onderwijssetting en fase van de loopbaan. Het ontwikkelen van een beroepsprofiel leraar waarin rekening gehouden wordt met deze facetten is dan wel noodzakelijk. Het ligt voor de hand dat het beroepsprofiel differentieert naar onderwijssectoren én niveaus van de beroepsuitoefening en registratiemogelijkheden evenals professionaliseringactiviteiten daarop. Bijvoorbeeld getrapte registratiemogelijkheden op basis van een geaccrediteerde lerarenopleiding en vervolgtrajecten. Daarvoor is het tevens van belang om in het profiel te differentiëren naar onderdelen waaraan kan worden voldaan via afgeronde initiële (leraren)opleidingen en/of post initiële professionaliseringstrajecten. EDventure vraagt in dat kader om bij de uitwerking van het wetsvoorstel opleidingen en aanbieders van bij- en nascholing – waaronder EDventure zelf – actief te betrekken.

Vraag4

Ziet u de opname van de artikelen die zien op de vorm en inhoud van het lerarenregister in de Wet op het onderwijstoezicht als passend?
Ten dele. De artikelen zijn overwegend kaderstellend en instrumenteel van aard. Geschikt voor controle, beheers- en toezichtdoeleinden. EDventure vindt het echter een gemiste kans dat in de bedoelde artikelen geen aandacht is voor de elementen die moeten bijdragen aan het doel van het wetsvoorstel. Met name het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door leraren. Volgens EDventure is dat een wezenlijk doel en functie van het lerarenregister. Dit aspect is weliswaar minder ‘hard’ dan de reeds opgenomen punten maar niet minder waardevol voor het werken aan de kwaliteit van het onderwijs. Het geeft de toezichthoudende partij bovendien een aanknopingspunt om naar de organisatie van de school te kijken als context waarbinnen professionalisering van leraren mogelijk gemaakt en gestimuleerd wordt alsmede betekenis krijgt. Verbreding van de scoop van het register in deze richting biedt ook de mogelijkheid om vanuit een gelijke doelstelling (kwaliteit onderwijs) naar het meer formele instrument van het professioneel statuut te kijken en de werking daarvan te beoordelen. Anders bestaat het risico dat het professioneel statuut in beleving met name een juridisch document wordt.

Vraag5

Op basis van welke aanduiding van hun positie kan dit voorstel het beste recht doen aan de zij-instromers in het mbo?

* zie toelichting op vraag 5 onder documenten.
Het systeem van registratie en nascholing is met aanvullende ‘tools’ ook bruikbaar voor het mbo. Voor een aanzienlijke groep docenten in het mbo is een min of meer bijzondere omstandigheid van toepassing. De professionalisering van de betreffende docenten voor registratie ligt met name op het pedagogisch-didactisch vlak. De vraag is of een reguliere registratieroute past bij het profiel van deze docenten en er voldoende passend en uitdagend aanbod voor hen beschikbaar is. Voor het mbo kan mogelijk een EVC-regeling worden ontwikkeld. Voordeel daarvan is dat een dergelijke regeling inzichtelijk maakt op welke vlakken nadere bekwaamheid gerealiseerd kan worden en docenten niet verplicht worden nascholing te volgen op terreinen waarop zij reeds competenties op het benodigde niveau eigen gemaakt hebben. Van een op-maat-registratietraject als uitkomst van EVC kan bovendien een stimulerende werking uitgaan. Waarschijnlijk zal aanbod van professionaliseringactiviteiten voor deze specifieke groep uitgebreid moeten worden. EDventure zou graag meedenken bij de nadere uitwerking van het wetsvoorstel op dit punt.

Bijlage