Wet financiering kinderopvang

Reactie

Naam T. Abdoelradjak
Plaats Den Haag
Datum 21 oktober 2025

Vraag1

U kunt reageren op het gehele wetsvoorstel.
Vanuit ervaring met de beleidsmatige en uitvoeringspraktijk van complexe stelsels is goed te begrijpen waarom wordt gekozen voor een fundamentele vereenvoudiging van het financieringsmodel voor kinderopvang. Het huidige toeslagensysteem legt grote onzekerheid en administratieve verantwoordelijkheid bij ouders, met soms disproportionele gevolgen. De beweging naar eenvoud, voorspelbaarheid en meer verantwoordelijkheid bij overheid en professionele aanbieders is dan ook logisch en legitiem.

Tegelijkertijd zijn er enkele reële risico’s zichtbaar die in de huidige opzet nog onvoldoende zijn ondervangen:

Waar nu de financiële drempel centraal staat, kan in het nieuwe stelsel de schaarste verschuiven naar de beschikbaarheid van plekken. In regio’s met al bestaande krapte zoals stedelijke gebieden en wijken met lage commerciële aantrekkelijkheid is het risico groot op langere wachttijden, informele selectieprocessen of voorrang voor ‘eenvoudig te bedienen’ gezinnen. Daarmee ontstaat een nieuw vraagstuk: kinderopvang die financieel bereikbaar wordt, maar feitelijk onbereikbaar. Juist kinderen die opvang het hardst nodig hebben, kunnen dan opnieuw achteraan komen te staan.

Het nieuwe stelsel vraagt van kinderopvangorganisaties een stevige administratieve, juridische en financiële uitvoeringscapaciteit. Grote commerciële aanbieders kunnen dit waarschijnlijk dragen; kleinere, lokale of pedagogisch gedreven organisaties mogelijk niet. Hierdoor kan de pluriformiteit van het aanbod — inclusief gastouderopvang en laagdrempelige wijkvoorzieningen — onder druk komen te staan.

De overgangsfase vraagt buitengewone alertheid op uitvoeringsrisico’s. Uit de toeslagenervaring blijkt dat systeemwijzigingen vooral kwetsbaar zijn tijdens de implementatie. De aangekondigde ‘test & learn’-aanpak is waardevol, maar vraagt duidelijke waarborgen dat in deze fase geen nieuwe vormen van onzekerheid, ongelijkheid of overbelasting ontstaan, juist voor ouders met weinig handelingsruimte.

De inzet op eenvoud, voorspelbaarheid en zekerheid voor ouders is terecht en noodzakelijk. Tegelijkertijd vraagt het nieuwe financieringsmodel om extra borging van feitelijke toegankelijkheid, pluriformiteit van aanbod en een structurele plek voor gemeenten als maatschappelijke partner in toezicht en uitvoering. Niet als bestuurlijke reflex, maar omdat kinderopvang meer is dan een financieel stelsel.