Besluit versterking voorschoolse educatie

Reactie

Naam Gemeente Apeldoorn (mr PJH van den Brand)
Plaats Apeldoorn
Datum 6 maart 2019

Vraag1

Wat vindt u van de flexibele wijze waarop de urenuitbreiding van het aanbod voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Prima zaak dat er verschillende modellen van urentoedeling over een week en zelfs een jaar mogelijk zijn omdat het aansluit op de behoefte van gemeenten, ouders en kindercentra. In het kader van het OGW worden de vaardigheden van de kinderen bijgehouden en het programma op hen aangepast. Daarin zal ook het aantal uren vermeld moeten worden. Neemt niet weg, dat het voor elk kind bijhouden hoeveel contacturen er zijn geweest leidt tot meer administratieve werkzaamheden. En het wordt bureaucratisch indien accountants hier navraag op doen.

Vraag2

Wat vindt u van de wijze waarop de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is uitgewerkt?
De inzet van een coach of pedagogisch beleidsmedewerker verrijkt de kwaliteit van het werk van de pedagogisch medewerker. Wij als gemeente schrijven wel mee aan de taakomschrijving. De inzet van betrokkene moet het dagelijkse werk niet belasten, maar verlichten.
Gemeenten die menging toestaan, gaan financiële problemen krijgen. Menging betekent meer groepen en dus meer beleidsmedewerkers vve.
Er bestaat bezwaar tegen de wetsbepaling waarin de houder het aantal groepen vastlegt. Het heeft financiële consequenties voor de gemeente. Indien een gemeente niet kiest voor menging of voor een bepaald percentage kan zij formeel niets bepalen, maar zij loopt wel het risico dat er overschrijdingen komen op het budget. Voorgesteld wordt de bepaling van de groepen te onderwerpen aan de goedkeuring van het college van b en w.

Vraag3

Wat vindt u van de wijze waarop het overgangsrecht is uitgewerkt?
Geen opmerkingen.

Vraag4

Heeft u nog andere opmerkingen?
Heu GOAB is bedoeld om aan kinderen die dat nodig hebben een hoogwaardig kwalitatief voorschoolse educatief programma aan te bieden en deze hoge uitgaven niet in te zetten voor niet-doelgroepkinderen. Centraal staat daarbij, gelet ook al op de korte periode van 1, 5 tot 2 jaar, hen educatieve bagage mee te geven om een geslaagde schoolloopbaan mogelijk te maken. Zonder verdere bijbedoelingen. Met verbazing lees ik in de toelichting dat er bij de monitoring specifiek wordt gekeken naar de vraag of de beleidsmaatregelen segregatie in de hand werken. Door dit te ijken ontstaat er een intentie, die de wet niet beoogt.
Hoe verhoudt zich dat met de brief van de staatssecretaris van OCW van 6 juni 2016 waar hij het volgende stelt: "Wanneer er meer doelgroepkinderen op een locatie zitten profiteren zij het meest van het aanbod; zij ontwikkelen zich sneller. Dit pleit ervoor om kwalitatief hoogwaardige vve gericht in te zetten voor kinderen met een risico op (taal)achterstand. Nu zie ik dat sommige gemeenten een bredere doelgroep hanteren, waarbij ook kinderen zonder risico op (taal)achterstanden worden benaderd om deel te nemen aan vve. Ik roep gemeenten dan ook op om hun achterstandsmiddelen in te zetten waarvoor het is bedoeld: het wegwerken van (taal)achterstanden". Ik ben ervan overtuigd, dat heel middelen uit de specifieke uitkering versnipperd terecht komen bij niet-doelgroepen. Het is moeilijk te traceren.