Besluit versterking voorschoolse educatie

Reactie

Naam gemeente Hardenberg (Nico Versteeg)
Plaats Hardenberg
Datum 18 maart 2019

Vraag1

Wat vindt u van de flexibele wijze waarop de urenuitbreiding van het aanbod voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Wij verwachten daarmee voldoende uit de voeten te kunnen. We zijn blij met de mogelijkheden van de flexibele invulling van de 960 uur.
Een aantal instellingen heeft aangegeven dat het werkbaarder zou zijn als de 960 uur tussen 2 en 4 jaar in plaats van tussen de 2,5 en 4 jaar zou mogen worden gerealiseerd. Dit omdat niet ieder er zeker van is dat ouders bereid zijn hun 2,5 jarige doelgroepkind de 16 uur per week te laten volgen.

Vraag2

Wat vindt u van de wijze waarop de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Er is gekozen voor een normering per groep.
Echter in kleinere gemeenten zijn de vve peuters behoorlijk gespreid over alle groepen. In tegenstelling tot de grotere steden zijn er op ons platteland nauwelijks concentraties van vve peuters in vve groepen. Het percentage vve peuters per groep schommelt bij ons doorgaans tussen de 0 en 25% per groep.
Dat houdt voor de instelling dan in dat omdat men de vve peuters over veel groepen gespreid heeft de kosten voor de inzet van pedagogisch medewerkers relatief hoog zullen zijn.
Als de gemeente niet in staat is deze kosten volledig te subsidiëren zal het ertoe leiden dat de instelling wellicht minder groepen als vve groep zal willen aanmerken vanwege de relatief hoge kosten.
Dat betekent dus minder vve groepen en minder kans op behoud van een hoog vve bereik.
Jammer want wij hebben als gemeente de afgelopen jaren (uit eigen middelen) fors geïnvesteerd in scholing van alle voorschoolse voorzieningen die een ontwikkelingsgericht aanbod voor 2 tot 4-jarigen doen om hen ook de kans te geven een breed gespreid aanbod van VVE-kwaliteit te kunnen bieden zodat alle doelgroeppeuters overal het vve aanbod kunnen volgen. Dat heeft inmiddels geresulteerd in een vve bereik van 98%.
Door de norm van uren per groep te kiezen werkt dit sterk kostenverhogend voor VE-instellingen die weinig concentraties van vve-peuters hebben (dat zal veelal op het platteland zijn)
Ik lees in de toelichting dat de norm van 160 uur per groep gebaseerd is op een onderzoek van Sardes in de G-37 gemeenten. Dat zijn doorgaans geen plattelandsgemeenten.
Dit leidt tot een sterke spanning t.o.v. de tekst bovenaan blad 2 van de toelichting:
Naast de aanbodverplichting hebben gemeenten een verplichting om afspraken met houders van kindercentra te maken voor een zo groot mogelijk deelname aan voorschoolse educatie. Het is daarmee de ambitie dat alle ouders van doelgroeppeuters op deze wijze in de gelegenheid worden gebracht en gestimuleerd worden om van het aanbod gebruik te maken.
Het probleem van de hoge urennorm per groep zou kunnen worden opgelost door:
- Een eerlijker verdeling van de OAB gelden over de gemeenten (op dit moment ontvangen de grote gemeenten doorgans een fors hoger bedrag per doelgroeppeuter dan de kleinere gemeenten terwijl de landelijke kwaliteitsregels voor beiden gelijk zijn)
- Een andere (lagere) norm voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker bij gemengde groepen

Vraag3

Wat vindt u van de wijze waarop het overgangsrecht is uitgewerkt?
Geen opmerkingen

Vraag4

Heeft u nog andere opmerkingen?
Geen opmerkingen

Bijlage