Besluit versterking voorschoolse educatie

Reactie

Naam gemeente Borsele (E. van de Waart)
Plaats Heinkenszand
Datum 12 maart 2019

Vraag1

Wat vindt u van de flexibele wijze waarop de urenuitbreiding van het aanbod voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Ik wil in eerste instantie reageren op de wetswijziging op zich. Ik ben zeker voorstander van kwaliteitsverbetering van de voor- en vroegschoolse educatie. Maar door de wetswijziging worden kleine(re) gemeenten voor een welhaast onmogelijk opgave gesteld. Onze gemeente (22.500 inwoners) bestaat uit 15 dorpen. We hebben geen concentratie van doelgroepkinderen in één of een aantal dorpen. De doelgroepkinderen zitten verspreid over de 15 dorpen. We hebben in bijna alle dorpen één of meer peutergroepen. In totaal hebben we er 16. Al deze peutergroepen zijn VVE locaties. We hebben hier voor gekozen omdat in de praktijk is gebleken dat ouders van doelgroepkinderen niet naar een ander dorp gaan om hun kind naar een speciale VVE peutergroep te brengen. Om te voorkomen dat kinderen geen VVE krijgen zitten de doelgroepkinderen nu op de reguliere peutergroepen, waar dus een VVE aanbod wordt gedaan. In een deel van onze dorpen is sprake van heel kleine peutergroepen (soms maar 3 à 4 kinderen). Deze peutergroepen zijn slechts 2 dagdelen geopend. In deze peutergroepen kunnen we nooit 960 uur VVE aanbieden. Bovendien gaat het hier om zodanig kleine aantallen doelgroepkinderen per peutergroep dat extra dagdelen openstelling financieel gezien absoluut onhaalbaar is. Dit zou betekenen dat we weer terug bij af zijn en we alleen bij de grotere peutergroepen een VVE aanbod kunnen doen. Hierdoor gaan kinderen buiten de boot vallen. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van de wetswijziging. Ik schat in dat de wetswijziging voor onze gemeente geen kwaliteitsverbetering gaat opleveren, maar juist een verslechtering.
Wat de flexibele wijze van urenuitbreiding betreft: bij ons kunnen kinderen al op 2 jarige leeftijd terecht in de peutergroep. Ik wil er voor pleiten om de 960 uur te gaan rekenen vanaf de leeftijd van 2 jaar en niet pas vanaf 2,5 jaar. Verder

Vraag2

Wat vindt u van de wijze waarop de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is uitgewerkt?
Op zich prima. Ik heb echter nog geen zicht op de financiële consequenties hiervan.

Vraag3

Wat vindt u van de wijze waarop het overgangsrecht is uitgewerkt?
Geen commentaar

Vraag4

Heeft u nog andere opmerkingen?
Een andere opgave die de gemeente heeft is het maken van resultaatafspraken over de vroegschoolse educatie. Deze resultaatafspraken moeten worden gemonitord. In de praktijk blijkt het een hele lastige opgave te zijn om met de schoolbesturen tot overeenstemming te komen over wat de resultaatafspraken moeten zijn en op welke wijze deze dan gemonitord moeten worden. We hebben als gemeente geen enkele zeggenschap over de wijze waarop de scholen de resultaten van de leerlingen volgen en registreren. Schoolbesturen laten dit over aan de scholen zelf. We kunnen met schoolbesturen afspraken maken, maar in de praktijk gaan scholen gewoon hun eigen gang zonder enig overleg hierover met de samenwerkingspartners. Hierdoor kan de doorgaande lijn in gevaar komen.