VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

Reactie

Naam Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (CPT Rutten)
Plaats Breda
Datum 31 juli 2013

Vraag1

Het kabinet is van mening dat de ratificatie van het Verdrag een belangrijke bijdrage zal leveren aan het realiseren van de inclusieve samenleving. Voor het realiseren van de inclusieve samenleving is ook van belang om in overeenstemming met artikel 8 van het verdrag de bewustwording ten aanzien van personen met een handicap te bevorderen. Het gaat hier om het bevorderen van de bewustwording van de capaciteiten van personen met een handicap en de bijdragen die zij leveren aan de samenleving. Ook gaat het om het bevorderen van de bewustwording van de belemmeringen, de drempels die personen met een handicap in de samenleving tegenkomen en die hen beletten volledig en op voet van gelijkheid met anderen in de samenleving te participeren.
Kunt u aangeven hoe de bewustwording ten aanzien van personen met een handicap kan worden bevorderd? Kunt u aangeven welke bijdrage u levert aan het bevorderen van de bewustwording en of deze bijdrage zich leent om breed toe te passen?
Wij, als Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (BCG), zijn ervan overtuigd dat mensen met beperkingen zelf een sleutelrol kunnen vervullen als het gaat om het bevorderen van de bewustwording. Juist door mee te draaien in het dagelijks leven en daarover te vertellen kunnen zij laten zien dat ze in veel opzichten niet anders zijn dan anderen. Er zijn enkel andere voorzieningen nodig om mee te kunnen doen. Het BCG bevordert de bewustwording op lokaal niveau door middel van diverse programma:
• Er is een lesopzet ontwikkeld om kinderen op basisscholen kennis te laten maken met het hebben van een beperking. In Breda gebruiken we hiervoor ervaringsdeskundigen oftewel mensen die zelf uiteenlopende beperkingen hebben. Door te vertellen over hun dagelijks leven laten ze zien dat ze gewoon meedraaien in een betaalde baan, vrijwilligerswerk of dagbesteding. Daarentegen laten ze ook zien welke voorzieningen zij nodig hebben om mee te kunnen doen.
• Voor studenten die studeren voor architect, planoloog, stedenbouwkundige of aanverwante opleidingen heeft het BCG een cursus ontwikkeld die ingaat op de speciale eisen die mindervaliden stellen aan de openbare ruimte. Hier wordt met name gefocust op het onderwerp toegankelijkheid.
• Er is een cursus die specifiek is toegesneden op zorg- of hulpverlenende beroepen. Net zoals bij de lesopzet voor kinderen op basisscholen staan ervaringsdeskundigen hierin centraal.
• Voor ambtenaren Buitenruimte, de Ontwerpafdeling en de gebiedsmanagers bieden wij ‘leren door ervaren sessies’ waarin ambtenaren kunnen ervaren hoe het is om bijvoorbeeld zonder gezichtsvermogen door de binnenstad van Breda te wandelen.
Bovenstaande programma’s kunnen wellicht in meer regio’s en gemeenten uitgerold worden. Het spreekt voor zich dat er bij voorkeur lokale mensen ingezet worden aangezien zij de specifieke situatie goed kennen. Naast deze programma’s zijn wij ervan overtuigd dat het inzetten van ervaringsdeskundigen in het algemeen van belang is om de bewustwording te bevorderen. Zij kunnen inspringen op lokale thema’s die op dat moment een rol spelen. Zo kan er gedacht worden aan werkgevers die vragen hebben over de inzet van mensen met beperkingen in hun bedrijf of het adviseren van mensen over het leven met een beperking en de daaraan gekoppelde vragen die leven bij burgers. Wellicht dat er hier een koppeling gemaakt kan worden met de dienstverlening van MEE.

Vraag2

Volgens het Verdrag kunnen de Staten geleidelijk aan de verwezenlijking van de economische, sociale en culturele rechten uit het Verdrag werken. Staten hebben hierbij een grote mate van beleidsvrijheid. Ook in het Regeerakkoord van 2012 “Bruggen slaan” wordt uitgegaan van een geleidelijke tenuitvoerbrenging van het Verdrag. Bij de vraag hoe aan die geleidelijke tenuitvoerbrenging in de loop der tijd vorm zal worden gegeven, spelen het stellen van prioriteiten en budgettaire overwegingen vanzelfsprekend een belangrijke rol. Uitgaande hiervan, kunt u aangeven wat voor u een prioriteit is en hoe aan een eventuele investering op dat punt het beste vormgegeven kan worden?
Het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (BCG) ziet het bieden van meer mogelijkheden tot het verdienen van de eigen boterham (conform de doelstellingen van de participatiewet) als prioriteit. Het hebben van werk geeft inkomen (waardoor mensen met een beperking meer dingen kunnen ondernemen), sociale contacten, ontplooiingsmogelijkheden, meer zelfvertrouwen en het biedt een zinvolle daginvulling. Door het hebben van een baan krijg je het gevoel volwaardig mee te draaien.

Natuurlijk is een betaalde baan lang niet voor iedereen weggelegd. Daarom kan hiervoor ook gezocht worden naar zinvol, bij de kandidaat passend, vrijwilligerswerk. Pas als dat niet mogelijk is, zou dagbesteding volgens ons een uitkomst kunnen bieden. Ook hierbij is het van belang dat de mogelijkheden (fysiek of mentaal) en de interesses van de kandidaat leidend zijn.

Naast het kunnen werken (in welke vorm dan ook) zijn er ook enkele randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden. Zo zouden meer werkgevers hun werkplekken fysiek toegankelijk moeten maken voor mensen met een beperking en zouden zij specifieke vacatures open moeten stellen voor mensen met een beperking. Pas als er meer mogelijkheden komen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt, komt de inclusieve samenleving een stap dichterbij.

Ten slotte is het van belang dat nieuwe wetgeving, vooruitlopend op de ratificatie, nu al wordt getoetst aan de hand van het VN verdrag. Dit geldt met nadruk voor de veranderingen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de nieuwe Participatiewet. Tussen de hervormingen op het gebied van deze wetten en het VN verdrag ligt volgens ons een hele nadrukkelijke link en de ratificatie kan veel invloed hebben op het hierover te vormen beleid. Daarom acht het BCG het wenselijk dat de wetgever vanaf dag één nadrukkelijk sturing geeft aan de hierbij betrokken ministeries om te komen tot een eenduidig en overkoepelend plan. Samenhang tussen beleid op verschillende beleidsterreinen is hierbij cruciaal. In dat licht is het een goede ontwikkeling dat de drie decentralisaties (AWBZ-Jeugdzorg-Participatiewet) nu al in samenhang opgepakt worden. Dit kan dan voortgezet worden om de ratificatie vorm te geven. Hierbij vinden wij het wenselijk dat ook cliënten geraadpleegd worden voordat beleid wordt ingevoerd.