Subsidieregeling stimuleren virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs

Reactie

Naam Universiteit Twente (Dr. RS Jacobs)
Plaats Enschede
Datum 8 april 2021

Vraag1

Biedt de subsidieregeling voldoende flexibiliteit om het subsidiebedrag naar benodigde inzet te kunnen benutten?
De subsidieregeling is in het bijzonder geschikt voor docenten die (1) al een internationale partner op het oog hebben voor een internationale samenwerking en (2) hier ook in gesteund worden door bestuurders van onderwijsprogramma's. In deze context lijkt het een zeer haalbaar proces en is de periode van anderhalf jaar om van ontwerp tot evaluatie te komen prettig uitgelijnd om de benodigde veranderingen in het onderwijsprogramma in te kunnen voeren. Het centraliseren van aanvragen door het instellingsbestuur zou voor de eerstkomende aanvraagronde voor wat vertraging kunnen zorgen bij grotere instellingen waar meer mogelijke samenwerkingen zouden kunnen ontstaan.

Vraag2

Sluit de subsidieregeling goed aan bij de behoefte in het veld om een virtueel internationaal samenwerkingsproject te ontwerpen of te herzien?
Het subsidiebedrag en de beperkingen die gesteld zijn op hoe dit bedrag te besteden is zijn niet ideaal voor onderwijzers voor wie de bovengenoemde situatie niet geldt. De behoefte om zulke samenwerkingen op touw te zetten is er zeker. Het ontbreekt veel van de onderwijzers die wij hebben gesproken echter aan twee belangrijke elementen.
Ten eerste is er voor velen niet direct een internationale onderwijspartner op het oog wiens programma voldoende overeenstemming biedt. De in de toelichting genoemde voorbeelden klinken zeer veelbelovend, maar zonder een matchmaker die disciplines in verschillende landen met vergelijkbare wensen met elkaar kan verbinden blijft het voor de grote meerderheid van onderwijzers zoeken naar een speld in een hooiberg. Door de strakke bezetting van onderwijzers is deze eerste oriëntatie onder (bijvoorbeeld) collega-onderzoekers niet uitvoerbaar zonder offers te maken. Het gestelde budget voorzet niet goed in de ideatie en oriëntatie.
Het tweede ontbrekende element is de know-how om deze samenwerkingen voor te stellen op administratief, technisch, en sociaal vlak. De subsidieregeling houdt hier gelukkig rekening mee door te verwijzen naar aan te besteden opdrachten voor ondersteuning en trainingen. Het zou ook in deze voor de eerste aanvraagronde goed zijn om al wat meer voorbeelden van VIS-projecten uit het verleden aan potentiële aanvragers te verstrekken. Met deze voorbeelden zouden onderwijzers ook makkelijker in contact kunnen treden met eventuele partners. Het zou de eerste gesprekken een stuk makkelijker maken.