Aanpassing van toetsingskader in het kader van positieflijst reptielen

Reactie

Naam FA Feiner
Plaats Groningen
Datum 11 oktober 2025

Vraag1

Wat vindt u van het aangepaste toetsingskader?
Het concept roept meer vragen op dan het beantwoordt. Het lijkt uit te gaan van een worst-case-scenario voor elk aspect van de biologie van reptielen en trekt daaruit de conclusie dat het houden nauwelijks mogelijk is. Daarmee wordt geen onderscheid gemaakt tussen soorten die al generaties lang met succes in gevangenschap worden gefokt en soorten die een bijzondere expertise vereisen. Er is een groot verschil tussen het houden van bijvoorbeeld een korenslang of luipaardgekko, waarvoor kant-en-klare terraria, thermostaten en educatief materiaal ruim beschikbaar zijn, en het houden van een zeldzame gifslang. Door alle eisen – zoals aanwezigheid van een warmtebron, toegang tot drinkwater, of de behoefte aan een schuilplek – te bestempelen als risicofactoren suggereert men dat deze basisbehoeften risico’s zijn in plaats van normale verzorgingsvoorwaarden. Als men die logica toepast, zou men ook het houden van andere dieren in twijfel moeten trekken: een pony heeft beweging en weiland nodig; een papegaai heeft dagelijkse vliegbewegingen en verrijking nodig. Het zou zinvoller zijn om specifieke minimumeisen voor huisvesting en verzorging vast te leggen en die te handhaven, in plaats van te werken met een lijst van soorten die wel of niet mogen worden gehouden. Een permitstelsel voor soorten die aantoonbaar gevaarlijk zijn voor mens of dier zou een veel gerichter instrument zijn dan het huidige concept.

Vraag2

Bent u het eens met de risicofactoren en risicocategorieën die zijn opgenomen in het toetsingskader?
Niet echt. De gekozen risicofactoren en categorieën zijn zo algemeen dat ze elk reptiel potentieel ongeschikt maken. Categorieën als ‘temperatuur’ of ‘luchtvochtigheid’ zijn voor reptielen net zo fundamenteel als voor zoogdieren de behoefte aan voedsel of lichaamsbeweging. Het feit dat een dier behoefte heeft aan een warmere of vochtigere omgeving betekent niet dat het onmogelijk is om aan die behoefte te voldoen. Daarnaast worden de risico’s voor de mens overdreven: de meerderheid van de reptielen die als huisdier gehouden worden zijn niet giftig en vormen geen fysiek gevaar. De voorgestelde binaire benadering – een risicofactor is aanwezig of niet – negeert alle nuance tussen soorten en houdt geen rekening met de mate waarin een risico beheersbaar is. Ik zou liever zien dat het aantal risicofactoren beperkt blijft tot uitzonderlijke eigenschappen, zoals sterk gif of uitzonderlijk grote afmetingen, en dat voor de overige soorten het naleven van huisvestingseisen centraal staat.

Vraag3

Mist u nog zaken die van belang kunnen zijn bij het beoordelen van reptielensoorten op risico's wanneer ze gehouden worden?
Het toetsen van soorten op risico’s is zinvol als het gekoppeld wordt aan de kennis en vaardigheden van de houder. In het huidige voorstel ontbreekt die menselijke factor volledig. Het zou nuttig zijn om eisen te stellen aan de ervaring of scholing van de houder bij het houden van soorten die wel extra aandacht vragen, zoals een cursus basisverzorging. Verder ontbreekt aandacht voor het verschil tussen wildvang en nakweek: dieren die al jarenlang in gevangenschap worden gefokt zijn doorgaans beter aangepast aan het leven in een terrarium. Deze aspecten zouden volgens mij onderdeel moeten zijn van de beoordeling. Bovenal is goede voorlichting cruciaal; zonder kennis blijven risico’s bestaan, ongeacht hoeveel risicofactoren men definieert.