Aanpassing van toetsingskader in het kader van positieflijst reptielen

Reactie

Naam Dendrobatidae Nederland (secretaris S.C. Bauer Bauer)
Plaats Delft
Datum 12 november 2025

Vraag1

Wat vindt u van het aangepaste toetsingskader?
Het beleidsvoorstel presenteert als hoofddoel een ‘lijst met reptielensoorten die
geschikt zijn om in Nederland te houden’, maar volgt daarbij een route en werkwijze die enkel zal leiden tot verdere afbraak van de vertrouwensrelatie tussen burger en
overheid. De omvangrijke geschiedenis van de Positieflijst verduidelijkt dat een
kennisgedreven ambtelijk apparaat welke ontvankelijk is voor onderbouwde kritiek
vanuit de maatschappij nog een verbeteringsslag verlangt. Het aangepaste
toetsingskader is daarmee geen netto verbetering ten aanzien van voorgaande
versies en mist een resultaatgerichte werkwijze.

In 2020 leverde Bureau Berenschot haar evaluatie van de Wet Dieren. Hierin
verwees zij naar het Andibel-arrest van het Europees Hof van Justitie (C-219/07) en
leverde zij de notitie dat de huidige werkwijze volgens deskundigen geen haalbare
kaart is om tot een ‘positieflijst’ te komen. Wij verwachten uiteraard dat deze inbreng
zorgvuldig is meegewogen. Een beleidskader welke het dierwelzijn juist verder in het
geding brengt, is immers voor geen enkele belanghebbende een wenselijk scenario.

Vraag2

Bent u het eens met de risicofactoren en risicocategorieën die zijn opgenomen in het toetsingskader?
De voorgestelde werkwijze garandeert een miskenning van de aanzienlijke ervaring
die aanwezig is bij houders van bijzondere dieren, mist een validatie ten overstaan
van bestaande kennisbronnen en is niet voldoende academisch zuiver in zowel
argumentatie als analyse. Een terugkerende aanname rondom het benodigde dieet
is bijvoorbeeld dat deze ‘in gevangenschap lastig te realiseren is’, wat feitelijk onjuist
is. Er zijn bijzonder veel geschikte voedingsmiddelen in dierenwinkels te koop en bij
traditionele gezelschapsdieren als hond en kat worden hier zelfs op het ras en
levensfase afgestemde voedingssupplementen aan toegevoegd, wat ook bij minder
gespecialiseerde aanbieders in het assortiment staat. Er worden in het voorgestelde
toetsingskader dan ook misleidende criteria aangedragen. Deze aanpak volstaat niet
om de hogere bestuurlijke waarden ten aanzien van het dierenwelzijn te doen
weerklinken in de vormgeving, evaluatie en aanpassing van dit beleid.

De kans is aanzienlijk dat het voorgestelde Positieflijst toetsingskader de
geschiedenis in gaat als het ideaaltypisch voorbeeld van een beleidsgedrocht en de
bereidheid van burgers om bij te dragen aan de gestelde doelen verder ondermijnt.
Juist door in samenwerking met stakeholders passende dierwelzijnsstandaarden te
introduceren, worden kwetsbare maatschappelijke waarden aanzienlijk effectiever
geborgd. Deze werkwijze vergroot ook de professionele ruimte van
overheidsprofessionals door eigenaarschap over het vakgebied en betrokkenheid
met kennis over de natuurlijke leefomgeving te stimuleren. Tot dat moment bereikt
is, adviseert Dendrobatidae Nederland aan alle bestuurlijk betrokken om de woorden
van onze Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen ter harte te nemen; 'ik verdom
het, al is het 100 keer de wet'.

Vraag3

Mist u nog zaken die van belang kunnen zijn bij het beoordelen van reptielensoorten op risico's wanneer ze gehouden worden?
De voorgestelde aanpak mist een door experts onderkende legitimiteit en voorziet
ten aanzien van reptielen in de huis- en hobbydierenlijst niet in de beoordeling van
een ‘geschiktheid om in Nederland te houden’. Deze doelstelling zou namelijk ook
uitgaan van de capaciteiten van de beoogde doelgroep, maar er wordt taalkundig om
dit punt heen gemanoeuvreerd en dat valt deskundigen al jaren op.

Een risico wat voor veel reptielhouders bijvoorbeeld goed bekend is door jaren van
kennisopbouw en valorisatie, maar als indicator juist ontbreekt in het overzicht,
betreft thermisch ongerief in relatie tot de inrichting van het houderijsysteem. Bij een
te hoge omgevingstemperatuur zoeken o.a. kameleons en boombewonende
reptielensoorten een lager gelegen omgeving op of graven deze zichzelf in. Bij het
gebruik van warmtematten, welke het substraat van onderaf verwarmen, wordt deze
situatie een dier mogelijk fataal.

Het ontbreken van indicatoren ten aanzien van zulke praktische en in de
hobbydierhouderij bekende scenario's levert de indruk van onvoldoende zicht op de
werkelijke risicofactoren bij het houden van exotische gezelschapsdieren zoals
reptielen en amfibieën. Ook een aangepast toetsingskader voor reptielen is daarmee
onvoldoende in staat om sturing te geven en dierwelzijn effectief te beschermen.

Bijlage

  • Bijlage