Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

In de huidige Nederlandse strafwetgeving zijn steun aan en deelneming aan terroristische organisaties al strafbaar, maar wel onder vrij strikte voorwaarden:
Artikel 140a Sr: deelneming aan een terroristische organisatie vereist dat de organisatie daadwerkelijk tot oogmerk heeft om terroristische misdrijven te plegen, en dat de verdachte daar bewust aan meewerkt.
Artikel 205 Sr: het ronselen voor een terroristisch misdrijf vereist een duidelijk aantoonbare wervingshandeling.
Ook voor het verspreiden van opruiende uitingen (artikel 131 Sr) geldt dat er directe aanzet tot een strafbaar feit moet zijn.
Kern: er is nu een vrij scherp afgebakend juridisch kader, met duidelijke bestanddelen die de rechter kan toetsen.

Probleem bij het nieuwe voorstel:
Het conceptwetsvoorstel bevat vage begrippen zoals:
“Verheerlijken van terrorisme”
“Openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties”
Zonder nadere wettelijke definitie kan dit leiden tot:
Ruime interpretatie door politie en OM (wat is verheerlijken? wat is steun?).
Strafbaarstelling van symbolen, uitingen of zelfs kunstvormen die niet direct aanzetten tot geweld.
Inperking van politieke of maatschappelijke uitingen (zoals protesten of satire).

Voorbeeld van reikwijdte:
Op basis van de huidige tekst zou bijvoorbeeld strafbaar kunnen worden:
Het dragen van kleding met een bepaald symbool, zelfs als de drager daar een politieke, culturele of satirische bedoeling mee heeft.
Het posten van een afbeelding (zoals een watermeloen) die door sommigen wordt gezien als steun aan een omstreden organisatie.
Het uitspreken van waardering voor een actie van een groep die door de overheid als terroristisch wordt aangemerkt, ook als die waardering betrekking heeft op niet-gewelddadige aspecten.

isico: juridisch "Paard van Troje":
Doordat:
De wet op papier tegen terrorisme is gericht, maar
In de praktijk ook kritische, politieke of artistieke uitingen kan treffen,
kan dit wetsvoorstel worden ingezet om de vrijheid van meningsuiting te beperken, zonder dat daar altijd directe link met daadwerkelijke dreiging of geweld is.