Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Het wetsvoorstel tot strafbaarstelling van het verheerlijken van terrorisme en het in het openbaar betuigen van steun aan terroristische organisaties beperkt het demonstratierecht op een manier die problematisch is voor een democratische rechtsstaat. Hoewel het voorstel beoogt de nationale veiligheid te beschermen, introduceert het vage en brede begrippen zoals “verheerlijken” en “steun betuigen”, zonder dat sprake hoeft te zijn van opruiing of directe aanzet tot geweld. Hierdoor ontstaat het risico dat legitieme uitingen van politieke of ideologische aard – bijvoorbeeld tijdens demonstraties – strafbaar worden gesteld, ook als deze niet oproepen tot geweld of haat.

Bovendien blijkt uit de memorie van toelichting dat bestaande wetgeving (zoals artikelen 131, 137c en 140 Sr) al mogelijkheden biedt om op te treden tegen opruiing, haatzaaien en steun aan verboden organisaties. De voorgestelde wet voegt daar weinig aan toe, maar vergroot wel de kans op chilling effects: burgers kunnen zich geremd voelen om te demonstreren of zich uit te spreken uit angst voor strafvervolging. Daarmee is de wet overbodig én vormt zij een onevenredige inperking van fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht.