Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Negatief advies – Strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Het wetsvoorstel voorziet in een strafbaarstelling van het verheerlijken van terrorisme en het in het openbaar betuigen van steun aan terroristische organisaties. Hoewel het doel legitiem is, zijn er fundamentele bezwaren die een negatieve advisering rechtvaardigen.

Allereerst vormt het voorstel een ernstige beperking van de vrijheid van meningsuiting (Grondwet art. 7, EVRM art. 10). De termen “verheerlijken” en “steunbetuiging” zijn vaag en ruim geformuleerd, waardoor rechtsonzekerheid ontstaat. Dit schept het risico op willekeur en een chilling effect: mensen kunnen zich terughoudend gaan uitlaten uit angst voor strafvervolging.

Daarnaast geldt het strafrecht als ultimum remedium. Voor uitingen die aanzetten tot haat of geweld bestaan reeds strafbepalingen, zoals opruiing (art. 131 Sr), haatzaaien (art. 137d Sr) en deelneming aan een terroristische organisatie (art. 140a Sr). Het voorstel voegt weinig toe, maar creëert wel extra risico’s op overcriminalisering van publieke meningsuiting.

Ook maatschappelijk roept het voorstel zorgen op. Er bestaat een reëel risico dat bepaalde bevolkingsgroepen, in het bijzonder moslims, disproportioneel geraakt worden. Hierdoor kan stigmatisering en polarisatie ontstaan, wat juist averechts werkt in het voorkomen van radicalisering.

Tot slot blijkt uit Europese jurisprudentie dat vergelijkbare bepalingen elders tot mensenrechtenschendingen hebben geleid. Nederland loopt het risico op succesvolle klachten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Conclusie:
Hoewel het voorstel goed bedoeld is, schiet het juridisch en maatschappelijk tekort. De strafbaarstelling is disproportioneel, onvoldoende afgebakend en mogelijk strijdig met fundamentele rechten. Negatief advies is daarom op zijn plaats.