Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Dit wetsvoorstel is ten eerste overbodig, omdat er al andere wettelijke mogelijkheden zijn voor strafbaarstelling van bedoelde uitingen. Het feit dat deze niet altijd tot een veroordeling leiden betekent dat de rechter belang hecht aan degelijke bewijsvoering en aan bescherming van grondrechten. Invoering van dit wetsvoorstel lijkt op strafbaarstelling van het kijken naar begerenswaardige voorwerpen in een winkel nadat verdachten van diefstal worden vrijgesproken: ‘U kéék ernaar alsof u het wel zou willen stelen!’.
Ten tweede: het gepaste antwoord van de wetgever is dan niet om een vaag ‘gevoel van veiligheid’ aan te voeren als argument voor invoering van een wetsvoorstel dat, mede vanwege de brede formulering, grondrechten aantast. De minister toont geen dwingende maatschappelijke behoefte aan voor dit wetsvoorstel.
Tot slot: de minister zegt zich zorgen te maken dat bepaalde uitingen leiden tot ‘vergroving in het publieke debat’. Aanpak van dat risico lijkt mij eerder gelegen in het niet vormen van een coalitie met ondemocratische en andere partijen die verdeeldheid zaaien en zondebokpolitiek bedrijven in plaats van oplossingen te vinden voor wél wetenschappelijk onderbouwde problemen.