Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Rotterdam
|
Datum
|
15 augustus 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Geachte leden van de consultatiecommissie,
Met dit schrijven wens ik bezwaar aan te tekenen tegen het voorliggende wetsvoorstel tot strafbaarstelling van de verheerlijken van terrorisme en het uiten van openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties.
Vrijheid van meningsuiting is geen “welwillende gunst” van de staat, maar een onvervreemdbaar grondrecht dat ook moet beschermen tegen meningen die politiek of moreel onwelgevallig zijn
Het wetsvoorstel creëert vage begrippen zoals “verheerlijken” en “openbare steun”, die burgers kunnen afschrikken om hun mening te uiten, zelfs wanneer dat binnen het legitieme debat valt
De onduidelijke en brede omschrijving van het verbod kan leiden tot een chilling effect: burgers durven minder te spreken uit angst vervolgd te worden.
De Raad voor de Rechtspraak stelt dat rechters nauwelijks houvast hebben bij het toepassen van dit wetsartikel, mede vanwege de vage bewoordingen. Hierdoor ontstaat een risico op willekeur en juridische onzekerheid
wat dit voorstel wil aanspreken – zoals opruiing, haatzaaien, discriminatie – valt al onder bestaande strafrechtelijke bepalingen (zoals artikelen 131, 137c-137e WvSr. Een nieuwe, overlap-piloting strafbaarstelling is onnodig en schaadt de rechtszekerheid.
Een vitale democratie vereist een weerbaar en open publiek debat, juist ook over gevoeligheden en radicalisering. Door het verbieden van meningen dreigt het debat zich ondergronds of verborgen te verplaatsen, of zelfs verstikken
Ik verzoek u dan ook: trek dit wetsvoorstel in of herformuleer het zodanig dat de vrijheid van meningsuiting – inclusief het recht op symbolische of omstreden uitingen – met onmiddellijke effect wordt geborgd; dat de termen ‘verheerlijken’ en ‘openbare steun’ concreet en restrictief worden gedefinieerd; én dat bestaande strafrechtelijke instrumenten adequaat blijven zonder verdere inperking van onze fundamentele vrijheden.