Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Bezwaarschrift tegen wetsvoorstel “strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties”

Geachte heer/mevrouw,

Ik maak bezwaar tegen het wetsvoorstel van 28 juni 2024. Het voorstel is vaag geformuleerd: termen als “verheerlijken” en “openbare steunbetuiging” zijn onvoldoende afgebakend, waardoor willekeurige handhaving dreigt. Ook blijft onduidelijk wie of wat als “terroristische organisatie” wordt aangemerkt, wat de rechtszekerheid ondermijnt.

Het voorstel beperkt fundamentele vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en demonstratierecht (art. 7 en 9 Grondwet, art. 10 en 11 EVRM). Vreedzame uitingen van politieke solidariteit, bijvoorbeeld met Palestijnse bewegingen, kunnen strafbaar worden gesteld zonder dat er sprake is van aanzetten tot geweld.

Bestaande wetgeving, zoals art. 132 Sr, is al toereikend om aanzetten tot geweld te vervolgen. Deze bevat duidelijke voorwaarden en rechterlijke toetsing, waardoor misbruik wordt voorkomen. Het nieuwe voorstel voegt niets toe, maar vergroot wel de kans op asymmetrische handhaving en politieke repressie.

Er is internationaal precedent dat waarschuwt voor misbruik: in het VK zijn vreedzame demonstranten gearresteerd onder soortgelijke wetgeving. Dit toont aan dat vage formuleringen snel leiden tot het monddood maken van legitiem maatschappelijk protest.

Ik verzoek u dit voorstel in te trekken of ingrijpend te herzien, met duidelijke definities, rechterlijke waarborgen en bescherming van grondrechten.