Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Amersfoort
|
Datum
|
23 juli 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Met de Grond Gelijk: Kritiek op het Wetsvoorstel Verheerlijken van Terrorisme
Het wetsvoorstel dat het verheerlijken van terroristische misdrijven en het betuigen van steun aan terroristische organisaties strafbaar stelt (artikelen 132a t/m 132c Sr), lijkt verdedigbaar vanuit veiligheidsdenken. Toch moet dit voorstel principieel worden verworpen. Het druist in tegen fundamentele rechten, is vaag geformuleerd en vormt een gevaar voor onze democratische rechtsstaat.
Ten eerste is het voorstel in strijd met artikel 7 van de Grondwet, dat de vrijheid van meningsuiting beschermt. Deze vrijheid geldt ook voor schokkende of provocerende meningen, zolang er geen sprake is van opruiing of aanzetten tot geweld. Het wetsvoorstel stelt echter straf op het “verheerlijken” van terrorisme – een vaag begrip dat ruimte laat voor subjectieve interpretatie. Wat valt daaronder? Een citaat? Een analyse? Een raptekst?
Daarmee ondermijnt het ook het legaliteitsbeginsel van artikel 16 Grondwet: wetten moeten helder en voorspelbaar zijn. Burgers mogen nooit bang hoeven zijn om onbedoeld iets strafbaars te zeggen. Deze onduidelijkheid leidt tot zelfcensuur: mensen gaan zwijgen uit angst vervolgd te worden. Dat is funest voor het publieke debat.
Ook artikel 10 EVRM wordt geschonden. Volgens het Europees Hof mag meningsuiting alleen beperkt worden als dat noodzakelijk is in een democratische samenleving. Het enkele uiten van sympathie of begrip – hoe verwerpelijk ook – vormt geen directe dreiging. Zonder concrete oproep tot geweld hoort er geen strafvervolging te zijn.
Daarnaast bestaan er al voldoende wetten tegen opruiing, haatzaaien en terroristische daden. Dit wetsvoorstel voegt niets inhoudelijks toe, maar functioneert vooral als symbolische politiek en repressie. Strafrecht is het zwaarste middel van de staat – geen instrument om gedachten of meningen te corrigeren.
Ten slotte is het risico op selectieve toepassing reëel. Bepaalde groepen kunnen sneller als verdacht worden gezien, wat discriminatie en polarisatie in de hand werkt.
Kortom: deze wet maakt ons niet veiliger, maar wel minder vrij. In de strijd tegen terrorisme mogen we nooit zelf de fundamenten van onze rechtsstaat afbreken. Daarom moet dit voorstel niet worden aangepast, maar radicaal worden verworpen.
Maak het met de grond gelijk.