Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
dr MJJ Wolters
|
Plaats
|
Leiden
|
Datum
|
6 augustus 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Grondwettelijke bezwaren:
1. Schending van artikel 7 Grondwet (Vrijheid van meningsuiting)
Het voorliggende wetsvoorstel staat op fundamentele spanning met artikel 7 lid 1 van de Nederlandse Grondwet, dat bepaalt: "Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet."
De voorgestelde artikelen 132a, 132b en 132c Sr creëren een breed scala aan nieuwe beperkingen op de vrijheid van meningsuiting die constitutioneel problematisch zijn om de volgende redenen:
a) Vage en overbrede normstelling
De begrippen "verheerlijken" en "steun betuigen" worden in het wetsvoorstel onvoldoende gedefinieerd. Dit leidt tot rechtsonzekerheid die onverenigbaar is met het legaliteitsbeginsel uit artikel 16 Grondwet. Burgers kunnen niet met voldoende zekerheid voorspellen wanneer hun uitingen strafbaar zijn.
b) Ontbreken van eis van concrete gevaarstelling
Anders dan bij bestaande delicten zoals artikel 131 Sr (aanzetten tot geweld) vereisen de nieuwe bepalingen geen aantoonbare relatie tot concreet gevaar. Louter het uiten van bepaalde gedachten wordt strafbaar gesteld, ook zonder bewijs dat dit tot daadwerkelijke veiligheidsrisico's leidt.
2. Schending van het evenredigheidsbeginsel
Het wetsvoorstel voldoet niet aan de evenredigheidstoets die de Grondwet vereist voor beperkingen van grondrechten:
- Geschiktheid: Het is twijfelachtig of strafbaarstelling van louter verbale uitingen daadwerkelijk terrorisme voorkomt
- Noodzakelijkheid: Bestaand strafrecht (art. 131, 132 Sr) biedt reeds instrumenten tegen uitingen die concrete veiligheidsrisico's opleveren
- Proportionaliteit: Gevangenisstraffen tot 3 jaar staan niet in verhouding tot louter verbale uitingen zonder bewezen schadelijk effect
3. Willekeurige toepassing door politieke context
Het wetsvoorstel creëert het risico van selectieve vervolging gebaseerd op de politieke voorkeur van de regering.
4. Schending van artikel 23 Grondwet (Vrijheid van onderwijs)
De vage normstelling bedreigt de academische vrijheid. Wetenschappers, docenten en studenten kunnen niet vrij onderzoek doen naar of debat voeren over terrorisme, geopolitiek en gewelddadige conflicten zonder risico op vervolging.
5. Inbreuk op artikel 6 Grondwet (Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging)
Religieuze of ideologische uitingen kunnen onder de nieuwe bepalingen vallen, wat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging aantast.