Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
Dhr. J.A. van Nunen
|
Plaats
|
Utrecht
|
Datum
|
28 juni 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Hooggeachte,
Hoewel het streven om terrorisme te bestrijden begrijpelijk is, roept het voorliggende wetsvoorstel ernstige vragen op over de verenigbaarheid met fundamentele rechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting zoals gewaarborgd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het EVRM.
De voorgestelde strafbaarstellingen hanteren vage begrippen als “verheerlijken” en “steun betuigen”, zonder duidelijke juridische afbakening. Deze ruime formulering leidt tot rechtsonzekerheid en kan een afschrikkend effect hebben op legitieme meningsuiting, zeker in het maatschappelijke en politieke debat. Dit raakt het hart van de democratische rechtsorde, die juist ruimte biedt voor controversiële of onwelgevallige uitingen, zolang die niet aanzetten tot geweld of haat.
Daarnaast geldt dat het strafrecht ultimum remedium behoort te zijn. De bestaande strafbepalingen inzake opruiing, haatzaaien en deelname aan terroristische organisaties bieden reeds voldoende instrumenten om op te treden tegen uitingen die daadwerkelijk een gevaar vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid. De noodzaak van aanvullende bepalingen is onvoldoende aangetoond.
Tot slot blijkt uit internationale rechtsvergelijking dat vergelijkbare wetgeving elders in Europa regelmatig op gespannen voet staat met mensenrechtennormen en tot procedures bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens leidt.
Concluderend acht ik het wetsvoorstel in deze vorm disproportioneel, juridisch onduidelijk en potentieel in strijd met internationale mensenrechtenverplichtingen. Ik adviseer het voorstel niet in te dienen zonder grondige heroverweging.
Hoogachtend,