Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Geachte heer/mevrouw,

Hierbij maak ik bezwaar tegen het wetsvoorstel waarin het verheerlijken van terrorisme en het openlijk betuigen van steun aan terroristische organisaties strafbaar worden gesteld. Hoewel ik het belang van terrorismebestrijding onderschrijf, acht ik dit voorstel problematisch voor de rechtsstaat en fundamentele vrijheden.

1. Vrijheid van meningsuiting
De gebruikte termen “verheerlijken” en “openlijk betuigen van steun” zijn vaag en ruim uitlegbaar. Dit kan leiden tot strafbaarstelling van legitieme uitingen, waaronder politieke kritiek. Dit staat op gespannen voet met artikel 10 EVRM. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benadrukte in o.a. Handyside t. VK en Lingens t. Oostenrijk dat ook provocerende of schokkende uitlatingen beschermd worden, tenzij sprake is van concrete oproepen tot geweld of haat.

2. Rechtszekerheid en legaliteitsbeginsel
Wetten moeten helder en voorspelbaar zijn. De begrippen in dit wetsvoorstel voldoen hier niet aan, zoals ook benadrukt in het arrest Vajnai t. Hongarije (2008). Dit kan leiden tot willekeur in handhaving, hetgeen strijdig is met het legaliteitsbeginsel uit artikel 7 EVRM (Sunday Times t. VK).

3. Onnodige uitbreiding van het strafrecht
Het strafrecht dient als ultimum remedium. Oproepen tot geweld en steun aan terroristische organisaties zijn reeds strafbaar (artikelen 137c en 140 Sr). Deze uitbreiding dreigt ook uitingen te bestraffen die binnen het democratisch debat vallen, wat disproportioneel is.

4. Discriminerende impact
Er is reëel risico dat deze wet onevenredig wordt toegepast op moslims en andere gemarginaliseerde groepen, zoals eerder aangetoond in rapportages van Amnesty International. Dat ondermijnt gelijkheidsbeginselen (artikel 14 EVRM).

5. Afschrikwekkend effect op debat
De wet kan leiden tot zelfcensuur en inperking van maatschappelijk debat over controversiële onderwerpen. Dit ondermijnt de kern van onze democratische rechtsstaat.

Conclusie
Ik verzoek u het voorstel te heroverwegen, de termen nauwkeuriger te definiëren, en toepassing te beperken tot gevallen van directe oproep tot geweld. Fundamentele rechten moeten leidend blijven.

Met vriendelijke groet,

Nadiliya Rozenstein