Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Vrijheid van meningsuiting als fundament van de democratische rechtsstaat

In een democratische rechtsstaat behoort de vrijheid van meningsuiting tot de meest wezenlijke grondrechten, zoals verankerd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het uitspreken van woorden als “Free Palestine” of “Free Gaza” is in de kern geen vorm van aanzetten tot haat of geweld, maar een vreedzame uiting van solidariteit met slachtoffers van een gewapend conflict. Het betreft een oproep tot het beschermen van onschuldige burgers en kinderen, een uiting die diep verankerd is in menselijkheid.

Wanneer de overheid door middel van wetgeving grenzen stelt aan dergelijke uitingen, ontstaat het risico dat politieke en morele standpunten die afwijken van het regeringsbeleid, worden gecriminaliseerd. Dit is des te zorgwekkender omdat vrijheid van meningsuiting juist bedoeld is om ook impopulaire of controversiële meningen te beschermen.

Mijn eigen familiegeschiedenis leert dat verzet tegen onrecht — of dat nu in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog was of elders — altijd begint bij het benoemen van onrecht. Inperking van die mogelijkheid staat haaks op de waarden waarvoor in het verleden is gestreden.

Hoewel het onmiskenbaar is dat er grenzen moeten bestaan om haatzaaien en directe oproepen tot geweld te voorkomen, is het zorgelijk wanneer selectieve toepassing van die grenzen ertoe leidt dat bepaalde groepen volledig worden beschermd, terwijl andere vormen van discriminatie of racisme worden gebagatelliseerd of genegeerd. Rechtsgelijkheid vereist een consistente en neutrale handhaving van de wet, ongeacht religie, afkomst of politieke overtuiging.

Vrijheid van meningsuiting mag niet worden uitgehold door politieke willekeur. Het is geen privilege, maar een universeel recht dat de kern vormt van een vrije samenleving.