kabinetsnotitie stelselwijziging omgevingsrecht

Reactie

Naam Gemeente Ede (Drs. M.P. Riemersma)
Plaats Ede
Datum 11 april 2012

Vraag1

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan het stimuleren van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving?
Kunt u dit toelichten?
Uiteraard zal het nieuwe stelsel bijdragen aan ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Immers worden er verschillende belemmeringen weggenomen en in die zin worden nieuwe ontwikkelingen al snel mogelijk gemaakt. Wel is de vraag of de weg te nemen barriéres opwegen tegen de nadelen. Daarnaast is de stimulans voldoende zal zijn om het omgevingsrecht minder complex te maken.

Vraag2

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving?
Kunt u dit toelichten?
De nadruk van het nieuwe stelsel ligt meer op controle achteraf dan sturen aan de voorkant. Voor veel zaken wordt een aanschrijvingsbevoegdheid geintroduceerd. Dit betekent dat er achteraf pas ingegrepen kan worden als de kwaliteit van de fysieke leefomgeving aangetast wordt.

Daarnaast vraag ik mij af in hoeverre het kabinet van mening is dat de het nieuwe stelsel de kwaliteit van de fysieke leefomgeving verbetert? Immers het verlagen van het beschermingsniveau naar wat Europees gewenst is betekent dat verschillende doelstellingen die 'nationaal' zijn geschrapt worden. Daarbij loop je automatisch op tegen een kwaliteitsverlies.

Vraag3

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan het oplossen van de grootste knelpunten uit de dagelijkse praktijk? Kunt u dit toelichten voor de drie voor u belangrijkste knelpunten?
Ik denk niet dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan het oplossen van de grootste knelpunten in de praktijk. Het grootste knelpunt zit naar mijn beleving in de schaarse ruimte die we in Nederland hebben en de daaraan gekoppelde ruimtedruk. Het advies van de Raad van State geeft ook aan dat het omgevingsrecht altijd complex zal blijven.

Ik denk dat bestuurlijke consistentie (de rug recht houden) de grootste uitdaging is voor het omgevingsrecht. Vaak duren ontwikkelingen te lang doordat bestuurders na bezwaar tegen een bepaalde ontwikkeling niet de betreffende ontwikkeling door durven te zetten.

Ditzelfde geldt voor de Mer. De Mer wordt vaak gezien als een groot knelpunt. Terwijl het een informatiemiddel is. Maar bestuurders zien op tegen de Mer omdat het zwakten in besluitvorming bloot legt. Vervolgens durft men dan niet te besluiten om gelet op de zwakten in de besluitvorming het besluit niet te nemen.

Vraag4

Welke drie aspecten van de stelselwijziging moeten volgens u met prioriteit worden verwezenlijkt?
Ik denk dat er zowiezo even geen prioriteit aan een stelselwijziging gegeven moet worden. De wetwijzigingen buitelen over elkaar heen. Geef de uitvoeringspraktijk eerst een rustperiode om te bekomen van de WABO en de vorming van de RUD's.

Mocht de trein van de omgevingswet moeten voortdenderen dan vind ik dat de wijziging zich vooral moet concentreren op algemene uitgangspunten en geen voorschriften bevatten die ingrijpen in de uitvoeringspraktijk.

Vraag5

Heeft u nog andere suggesties voor het nieuwe stelsel?
In plaats van het verplicht stellen van de omgevingsverordening voor de gemeente pleit ik voor het introduceren van een zogenaamde 'integratieplicht'. Deze integratieplicht houd in dat als een ruimtelijke regel in een bestemmingsplan bijvoorbeeld in strijd is met een andere verordening deze regel als onverbindend beschouwd moet worden. Op die manier wordt er een algemene regel geïntroduceerd die gemeenten verplicht om integraal te werken aan de opgaven van de fysieke leefomgeving en dubbelingen in de regelgeving over de fysieke leefomgeving op te sporen en die uit te bannen. Een voordeel is ook dat het Rijk hierbij geen inbreuk hoeft te plegen op de verordende bevoegdheid van de gemeente (en haar autonomie). Op een informatiedag verklaarde een medewerker van het Rijk dat de reden voor de plicht van de omgevingsverordening ingegeven is om de gemeente voor te schrijven welke verordeningen er allemaal geïntegreerd moeten worden in de omgevingsverordening. Dit staat natuurlijk haaks op de uitgangspunten van de omgevingswet dat we als overheden onderling vertrouwen in elkaar hebben. Daarom pleit ik voor een algemene regel van integratieplicht van ruimtelijke regelgeving. Op die manier zou het Rijk veel meer algemene regels over de fysieke leefomgeving moeten verordeneren zonder te regelen hoe medeoverheden dan aan die regels uitvoering zouden moeten geven.