kabinetsnotitie stelselwijziging omgevingsrecht

Reactie

Naam Gemeente Mook en Middelaar (mr. J. de Graaf)
Plaats Mook
Datum 16 maart 2012

Vraag1

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan het stimuleren van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving?
Kunt u dit toelichten?
Met het uitgangspunt dat het nieuwe stelsel bijvoorbeeld een bijdrage moet leveren aan duurzame ontwikkelingen, zoals windenergieparken ben ik van mening dat dit niet wordt gerealiseerd met het invoeren van een nieuw stelsel. Dergelijke ontwikkelingen zijn van meerdere andere factoren afhankelijk.

Een wettelijk stelsel draagt zelfstandig in beginsel niet bij aan het stimuleren van ontwikkelingen, maar levert wel een fundamentele bijdrage aan het daadwerkelijk realiseren of vormgeven van ontwikkelingen. Zo heeft de inwerkingtreding van het Burgerlijk Wetboek in 1992 zelf niet geleid tot stimulering van ontwikkelingen, maar gaf het een duidelijk kader om bepaalde overeenkomsten, diensten en producten te kunnen ontwikkelen en realiseren. Dat is, in mijn perspectief, een neveneffect van een wettelijk stelsel.

Voor het Omgevingsrecht geldt eenzelfde principe. Een nieuw stelsel met de Omgevingswet zal de ontwikkelingen niet stimuleren, maar kan bijvoorbeeld richting geven aan een locatiekeuzes of bedrijfsvoering van inrichtingen.

Vraag2

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving?
Kunt u dit toelichten?
Het nieuwe stelsel kan bijdragen aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, maar het is daarbij afhankelijk vanuit welk perspectief naar de kwaliteit wordt gekeken. Vanuit het perspectief van behoud en bescherming is het noodzakelijk als wet- en regelgeving op elkaar worden afgestemd om de kwaliteit te kunnen waarborgen. Het bestaan van tegenstellingen kan leiden tot verlies van kwaliteit in de fysieke leefomgeving.

Vanuit ontwikkelingsperspectief levert de pluraliteit aan opvattingen en regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving mogelijk knelpunten op binnen het nieuwe stelsel. Hoewel er feitelijk geen sprake is van hiërarchie tussen wet- en regelgeving, wordt aan sommige sectoren regionaal en lokaal meer ‘gewicht’ ingegeven door het betreffende gebied of regio. Er is namelijk geen gebied of regio gelijk. Zo verschilt de regio Rijnmond met bijvoorbeeld de Veluwe.

Deze regionale en lokale verschillen hebben ertoe geleid dat er bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening creatieve oplossingen zijn gezocht om ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze regio’s of locaties mogelijk te maken of te voorkomen. Zo zijn de instrumenten compensatie, saldering en ruimtelijke en landschappelijke inpassing ontwikkeld door ‘spanningen’ tussen sectorale wet- en regelgeving. Deze sectorale differentiatie wordt met het ‘gelijkstellen’ van de sectoren binnen één wet mogelijk lastig en doet geen recht aan de regionale of lokale oplossingen die hiervoor zijn gezocht.

Vraag3

Bent u van mening dat het nieuwe stelsel bijdraagt aan het oplossen van de grootste knelpunten uit de dagelijkse praktijk? Kunt u dit toelichten voor de drie voor u belangrijkste knelpunten?
1) De uitvoering moeten binnen het Omgevingsrecht worden versimpeld. Bij bepaalde ontwikkelingen zijn teveel diensten betrokken, waardoor veel tijd verloren gaat met afstemming, vooroverleg en inspraak. De uitvoeringstaken bij de rijksdiensten, provincies en gemeenten moeten allemaal worden overgedragen aan bijvoorbeeld de regionale uitvoeringsdiensten.

2) Dat het formuleren van één Omgevingswet bijdraagt aan het, in het kort gezegd, bewerkstelligen en behouden van een veilige en gezonde leefomgeving vind ik ver gezocht. Het is niet de wet- en regelgeving die deze doelstelling realiseert, maar het zijn de stakeholders die met de Omgevingswet deze hoofddoelstelling kunnen realiseren. Met name dat laatste aspect wordt naar mijn mening onderbelicht. Voor de stelling dat het Omgevingsrecht met het onderbrengen in één Omgevingswet de inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en het gebruiksgemak toenemen, bestrijd ik. Het Omgevingsrecht is en blijft complex en daar verandert geen wet aan. Wat daadwerkelijk bijdraagt aan inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het Omgevingsrecht is vertaling van de Omgevingswet in enkele documenten en digitale faciliteiten. Er wordt in de huidige stelselwijzing in mijn perceptie teveel focus gelegd op grootschalige projecten en interne processen, waarbij in het merendeel sprake is van kleinschalige projecten door particulieren en het midden en kleinbedrijf die met het overgrote deel van de materie niet in aanraking komen.

3) Een groot knelpunt bij de besluitvorming in het Omgevingsrecht vormt de rechtsbescherming. Bij verschillende besluiten zijn verschillende momenten van inspraak, zienswijze, bezwaar, beroep en hoger beroep mogelijk. Er zijn een aantal ontwikkelingen ingezet om het aantal procedures terug te dringen, zoals het opnemen van het relativiteitsbegrip uit de Crisis- en herstelwet in de Algemene wet bestuursrecht. Ik denk dat het weinig zal bijdrage aan het voorkomen van procedures en het belanghebbende-begrip nog verder complex zal maken. Er in plaats daarvan fundamenteel te worden nagedacht over de soorten besluiten, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Zo zijn er een groot aantal ‘uitvoeringsbesluiten’ die zijn gebaseerd op ‘vormende’ besluiten. Je kunt jezelf dan ook afvragen of tegen dit soort besluiten bezwaar en beroep moet worden opgesteld. Door de rechtsbescherming daar te concentreren, kan in mijn beleving voor sommige besluiten de rechtsbescherming worden afgeschaft.

Vraag4

Welke drie aspecten van de stelselwijziging moeten volgens u met prioriteit worden verwezenlijkt?
1. Bevoegdheden en taakverdeling tussen bestuurslagen
2. Afstemmen en vereenvoudigen van wet- en regelgeving
3. Platform om uitwerking van sectorale wetgeving samen te brengen.

Vraag5

Heeft u nog andere suggesties voor het nieuwe stelsel?
zie bijlage

Bijlage