Wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven

Reactie

Naam SOMO (S van der Wal)
Plaats Amsterdam
Datum 30 juni 2017

Vraag1

In het wetsvoorstel is een brede definitie van duurzaamheid opgenomen: ‘ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen’.

Graag horen we of deze voldoet, en zo niet, welke definitie u voor ogen zou hebben.
SOMO heeft dezelfde reactie als het MVO Platform:

Deze definitie is erg beknopt voor een veelomvattend concept als duurzame ontwikkeling. Als deze definitie wordt gehandhaafd, is het beslist noodzakelijk om te verhelderen dat hiermee niet alleen op milieuaspecten, grondstoffen en klimaat wordt gedoeld. De memorie van toelichting moet nader toelichten dat hieronder ook sociale aspecten en mensenrechten vallen. Ook zou expliciet moeten worden vermeld dat het om wereldwijde ontwikkeling gaat.
Naast een toelichting op de definitie zou de memorie van toelichting moeten verwijzen naar internationaal erkende MVO-normen die door Nederland zijn onderschreven zoals: OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen, UN Guiding Principles on Business and Human Rights, en de ILO Declaration on Social Justice for a Fair Globalisation.
Deze aanvullingen zien wij als essentieel. Duurzaamheidsbeleid van de overheid zou altijd de sociale normen moeten borgen.

Vraag2

Het wetsvoorstel stelt dat er ‘voldoende’ draagvlak moet zijn voor een verzoek, onder degenen voor wie het verzoek gevolgen heeft (ondernemingen, consumenten en onder maatschappelijke organisaties). Het is aan de verantwoordelijke bewindspersoon te bepalen wanneer er voldoende draagvlak is, waarbij de toelichting duiding geeft.

Wanneer vindt u dat er sprake is van ‘voldoende’ draagvlak voor een verzoek? Wat moet hierover in het wetsvoorstel worden opgenomen?
SOMO heeft dezelfde reactie als het MVO Platform die hier niet volledig weergegeven kan worden vanwege de lengte ervan.

Vraag3

De ACM krijgt de mogelijkheid advies te geven over de markteffecten van een ingediend initiatief op basis van de beschrijving in het verzoek. In de toelichting staat dat de regering daarnaast advies in kan winnen bij andere organisaties, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving.

Hoe zou de adviserende fase volgens u vorm moeten krijgen en wie moet daarbij worden betrokken?
SOMO ondersteunt de reactie van het MVO Platform, die hier niet volledig weergegeven kan worden vanwege de lengte ervan, maar heeft een aanvulling:

SOMO wil er nadrukkelijk op wijzen dat het ook verstandig kan zijn in deze fase om advies in te winnen daar waar mededinging- en duurzaamheidsafwegingen elkaar in de weg kunnen zitten. Zo moeten in een duurzaamheidsinitiatief voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden primaire producenten, bijvoorbeeld (kleine) boeren en verwerkingsbedrijven, uiteindelijk de grootste inspanningen leveren. Het risico bestaat echter dat zij daartoe in het duurzaamheidsinitiatief niet voldoende en/of niet proportioneel in staat worden gesteld.

In voedselketens, bijvoorbeeld, is er sprake van concentratie van macht op het niveau van detailhandel (supermarkten) en vaak ook in de groothandel (handelaren). Producentenprijzen voor land en tuinbouwproducten uit ontwikkelingslanden zoals koffie, thee, cacao, groente en fruit zijn vaak laag en lang niet altijd toereikend voor een leefbaar inkomen voor producent en werknemers. En tegelijkertijd zijn oneerlijke handelspraktijken tussen bedrijven in de sector wijdverbreid. In dit klimaat kan een gebrekkig duurzaamheidsinitiatief makkelijk tot meer problemen dan oplossingen leiden. Dit is het geval als bijvoorbeeld de hogere prijzen voor consumenten van de beoogde internalisatie van duurzaamheidskosten niet vooral bij primaire producenten belanden maar bij andere schakels in de keten. De verdere marginalisatie van primaire producenten die daar het gevolg van zou zijn kan daarmee niet alleen de directe duurzaamheidsdoelstellingen van het initiatief (op den duur) ondermijnen maar ook leiden tot schevere machtsverhoudingen en daarmee bijvoorbeeld oneerlijke handelspraktijken.

Vraag4

Het wetsvoorstel beoogt een optimale balans te vinden tussen zorgvuldigheid en snelheid in het tot stand brengen van duurzaamheidsinitiatieven.

Hoe kan deze balans verder worden verbeterd?
SOMO heeft dezelfde reactie als het MVO Platform:

Een belangrijk deel van het werk is al gedaan voor een verzoek wordt ingediend, soms beslaat dat veel tijd. Als na de totstandkoming van het initiatief en het indienen van de aanvraag het finale besluit over een wettelijke regeling lang op zich laat wachten, kan het momentum verloren gaan. Daarom is snelheid (naast zorgvuldigheid) van belang. Wij stellen daarom voor om aan iedere fase een maximumtermijn te koppelen, dit schept duidelijkheid en geeft garanties aan de aanvragers dat er een (maximale) doorloopsnelheid is voor het hele proces.

Vraag5

Regelingen die op basis van het wetsvoorstel tot stand komen, blijven bestaan tot een expliciet besluit genomen wordt de regeling te stoppen of deze in sectorspecifieke wetgeving op te nemen. De regelingen worden wel standaard geëvalueerd. Aan de regeling kan ook een maximale duur (5 jaar, 10 jaar) worden verbonden. Om de regeling te verlengen zou de procedure dan opnieuw moeten worden doorlopen.

Wat heeft uw voorkeur?
SOMO heeft dezelfde reactie als het MVO Platform:

Er kan een grote diversiteit aan regelingen ontstaan waarbij sommige langer relevant blijven en andere in de loop van de tijd relevantie verliezen, bijvoorbeeld door nieuwe ontwikkelingen. Wij zijn geen voorstander van het bij voorbaat koppelen van een vaste maximale duur aan iedere regeling. Een regeling moet alleen stoppen als daar aanleiding voor is en er een expliciet besluit over genomen is.

Iedere regeling dient periodiek onafhankelijk geevalueerd te worden, een periode van 5 jaar lijkt daarbij redelijk. Als het gaat om internationale MVO initiatieven zouden daarbij zowel lokale als Nederlandse stakeholders betrokken moeten zijn, waarbij de lokale stakeholders de benodigde informatie kunnen aanleveren over de daadwerkelijke impact van het initiatief. Wanneer een regeling door nieuwe ontwikkelingen aan relevantie heeft ingeboet kan het evaluatiemoment ook worden aangegrepen om een herziene regeling met bijvoorbeeld een hoger ambitieniveau voor te stellen.

Bijlage