Kaderwet rijksinspecties

Reactie

Naam dr ir M W Schouten
Plaats Leiderdorp
Datum 27 maart 2025

Vraag1

Wilt u reageren op de concept Kaderwet rijksinspecties? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dit doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Toezichthouders vervullen een belangrijke rol in onze rechtstaat. Door vanuit kennis van zaken, maar juist ook zonder directe macht over beleid te adviseren zorgen ze voor tegenspraak. Eén van de laagjes aan waarborgen die we kennen om te voorkomen dat korte termijn belangen, beeldvorming, het belang van een bepaalde groep, dommigheid of kwaadaardige (on)wil de overhand kunnen krijgen. Er zijn meer van die laagjes, en samen houden die het bestuur in evenwicht. Dat evenwicht is niet vanzelfsprekend, en verdient een zorgvuldige bescherming. Onafhankelijkheid in programmering en oordeel, toegang tot andere onderdelen van de overheid (zoals de tweede kamer) en vergaande transparantie zijn essentieel. Een wet die daarin stappen achteruit zet, draagt niet bij aan het evenwicht in de rechtstaat maar brengt die schade toe.

Neem een voorbeeld aan de toezichthouders met wat meer vrijheid en eigen bewegingsruimte, zoals SodM en de IBTD. Niet toevallig zijn dit de toezichthouders die het meest recent met dramatisch overheidsfalen te maken gehad hebben. Pas dit voorbeeld toe op de andere rijksinspecties, en veranker daarmee de stevige rol die op dit moment verwacht wordt op terreinen van mijnbouw en toeslagen ook op terreinen waar die nu nog minder nodig lijkt. Voor SodM en IBTD een stap achteruit is misschien bevreemdend, maar wat mij betreft is nog belangrijker wat dit betekent voor de anderen: te weinig stappen vooruit om de belangrijke onafhankelijke (maar duidelijk afgebakende) rol in onze rechtstaat goed te kunnen waarmaken.

Vraag2

Toezicht door rijksinspecties op onderdelen binnen het eigen ministerie:
Bij het toezicht dat een rijksinspectie op onderdelen binnen het eigen ministerie houdt, is de minister als hoofd van het ministerie (politiek) verantwoordelijk voor het handelen van de rijksinspectie en de ondertoezichtstaande onderdelen van het ministerie. Vindt u dat in het wetsvoorstel onderscheid moet worden gemaakt tussen deze vorm van toezicht en het toezicht dat rijksinspecties buiten het eigen ministerie houden, op onder meer burgers en bedrijven?

Toelichting:
Sommige rijksinspecties (bijvoorbeeld Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane en Inspectie Veiligheid Defensie) houden (ook) toezicht op dienstonderdelen binnen het ministerie waarvan zijzelf ook deel uitmaken. In het wetsvoorstel is geen onderscheid gemaakt tussen toezicht op onderdelen binnen het eigen ministerie en toezicht op burgers en bedrijven, wat buiten het eigen ministerie plaatsvindt.
In geval van toezicht binnen het eigen ministerie is een minister verantwoordelijk voor zowel de inspectie als de dienstonderdelen waar deze inspectie toezicht op houdt. Het gaat hier om een interne verhouding. In een situatie waarin een rijksinspectie en een onderdeel van het ministerie het niet met elkaar eens zijn, kan een minister volgens het wetsvoorstel slechts beperkt ingrijpen bij de rijksinspectie, hoewel de minister verantwoordelijk blijft voor het handelen van zowel de rijksinspectie als het dienstonderdeel. Dit kan ertoe leiden dat de rijksinspectie een sterkere positie inneemt dan andere dienstonderdelen binnen het eigen ministerie en tegenover de minister zelf. De minister heeft als hoofd van het ministerie ook zonder het wetsvoorstel mogelijkheden om medewerking af te dwingen van een onderdeel van het eigen ministerie aan het toezicht door de rijksinspectie. Daar staat tegenover dat voor burgers en bedrijven geen principieel verschil bestaat of zij met (een onderdeel van) een ministerie te maken hebben of met een andere instantie zoals een ziekenhuis of onderwijsinstelling. Voor beide geldt dat het toezicht onafhankelijk verricht moet kunnen worden en dat burgers daar op moeten kunnen vertrouwen.
Dat verschil vind ik niet belangrijk. Een toezichthouder op de overheid heeft geen dwingende middelen om de minister te bewegen. Is adviseur. Niet meer, maar zeker ook niet minder.

Het is aan elke minister om zijn of haar eigen tegenspraak te organiseren. Het is zelden ingewikkeld en nooit verkeerd om welgemeend advies te krijgen van je toezichthouder, en dat vervolgens goed gemotiveerd niet op te volgen. Daarmee maak je dilemma's transparant en leg je vast welke keuzes je maakt. Als het goed is leg je, net als de inspectie, aan je opdrachtgever (de tweede kamer) uit hoe je komt tot beleid, welke keuzes je maakt, en waarom je dat doet. Dat sterkt de rechtstaat. Een sterke minister verdient af en toe en stevig weerwoord. Dat is nooit het laatste woord: dat blijft aan de minister en is uiteindelijk ter beoordeling van de kamer.