wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht

Reactie

Naam niwo (mr gj olthoff)
Plaats rijswijk
Datum 28 oktober 2019

Vraag1

Wat vindt u van dit voornemen?
Als bestuursorgaan verzoekt de NIWO in de toelichting een verduidelijking aan te brengen.

De wijziging met betrekking tot de bovenforfaitaire kostenvergoeding heeft betrekking op zaken waarin bestuursorganen onredelijk of zelfs onrechtmatig handelen. De NIWO bepleit duidelijker aan te geven wanneer er sprake is van kennelijk onredelijk handelen. De vijf genoemde voorbeelden zijn weliswaar illustratief, maar ook niet meer dan dat.
Daarbij komt dat niet duidelijk is of het criterium ‘kennelijk onredelijk handelen’ mede omvat het element “verwijtbaarheid” en hoe het zich verhoudt tot het criterium “onrechtmatig handelen’ van een bestuursorgaan ex. 7:15, eerste lid Awb en het gebruik van het woord “uitsluitend” in lid 2 van dat artikel. In de toelichting wordt in een voetnoot (sic!) aangegeven dat ook een bestuursorgaan in een bezwaar of administratief beroepsprocedure de bevoegdheid heeft tot toepassing van een bovenforfaitaire kostenvergoeding. Hiermee lijkt het criterium ‘verwijtbaar onrechtmatig handelen’ en het criterium ‘kennelijk onredelijk handelen’ gelijk te worden gesteld, maar is dat de bedoeling van de wetgever, nu deze kwestie in een voetnoot is weggestopt.

Voorts wil de NIWO waarschuwen voor misbruik.
Toen de maatregel ‘het recht om een last onder dwangsom op te leggen aan de overheid’ in het leven werd geroepen, werd er door burgers misbruik gemaakt van dat recht door juist veel procedures te initiëren bij bestuursorganen met als enige doel het innen van de dwangsommen. Voorkomen dient te worden dat nu ook met de verhoging van de forfaitaire vergoeding en de wijziging met betrekking tot de bovenforfaitaire kostenvergoeding dezelfde tendens onder burgers zal ontstaan: meer procederen met als doel een bovenforfaitaire kostenvergoeding toegekend te krijgen. In de toelichting ware hier aandacht aan te geven zodat de rechter dit aspect uitdrukkelijk kan of zelfs moet meewegen. Het uitzonderlijke karakter zou meer in de toelichting meer tot uitdrukking kunnen worden gebracht. Overwogen zou kunnen worden in de wet op te nemen dat de burger gemotiveerd dient aan te geven waarom hij in aanmerking zou moeten worden gebracht voor een bovenforfaitaire vergoeding.

Tot slot meent de NIWO dat in de toelichting niet van “burgers” moet worden gesproken maar van belanghebbenden.