Wetsvoorstel stroomlijning markttoezicht ACM

Reactie

Naam Nederlandse Loodsencorporatie (E.M. van Dijk)
Plaats Hoek van Holland
Datum 12 juli 2012

Vraag1

Hoe kijkt u aan tegen het eventueel laten vervallen van de bezwaarfase bij besluiten van de ACM tot het opleggen van een bestuurlijke boete?
Het Loodswezen ziet geen aanleiding om de rechtsbescherming ten aanzien van bestuurlijke boetes – een instrument dat in het kader van de Loodsenwet nog nimmer is toegepast – te wijzigen. Hooguit is denkbaar dat – gelet op de potentiele kring van geadresseerden (in beginsel: bestuursorganen) – de bezwaarmaker het exclusieve recht krijgt te bepalen om wel of niet voor de bezwaarfase te kiezen.

Vraag2

Hoe kijkt u aan tegen het toekennen aan de ACM van de toezichtsbevoegdheid om - in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht en met de gebruikelijke rechtswaarborgen van dien - woningen te betreden en te doorzoeken teneinde effectief toezicht te kunnen houden op bepalingen van mededingingstoezicht, consumentenbescherming en sectorspecifiek markttoezicht?
Wij verwijzen naar onze algemene reactie. Het Loodswezen ziet – noch vanuit het goed functioneren van de ACM, noch vanuit de Loodsenwet – enige reden of belang voor een dergelijke uitbreiding van de bevoegdheden.

Vraag3

Acht u het nuttig dat - in aanvulling op het belanghebbendebegrip van de Awb en ter stroomlijning van de bepalingen die regelen in welke gevallen representatieve organisaties tegen besluiten van de ACM kunnen opkomen - aan het wetsvoorstel een omschrijving van het begrip categoraal belanghebbende wordt toegevoegd, waarbij wordt geregeld dat een consumentenorganisatie of een representatieve organisatie geacht wordt belanghebbende te zijn bij door de Autoriteit Consument en Markt genomen besluiten, niet zijnde beschikkingen, indien die consumentenorganisatie of representatieve organisatie blijkens de statutaire doelstelling werkzaam is op het gebied ten aanzien waarvan de regeling, die de grondslag biedt voor het betreffende besluit, regels geeft?
Het Loodswezen acht – in het kader van de Loodsenwet – een dergelijke aanvulling niet nodig en ongewenst. De Loodsenwet kent immers reeds specifieke en uitgewerkte bepalingen omtrent de betrokkenheid van representatieve organisaties bij (bijvoorbeeld) voorstellen voor tarieven of een kostentoerekeningssysteem. Zo een dergelijke aanvulling wel zou worden opgenomen zou deze niet dienen te gelden in het kader van de Loodsenwet (vanwege de bijzondere, meer toegesneden, regeling).

Vraag4

Hoe kijkt u aan tegen het voorgestelde artikel 6a van de Instellingswet ACM, waarin de financiering van de ACM wordt geregeld?
In dit artikel wordt een geharmoniseerd financieringsmodel voor de ACM geïntroduceerd. Het model neemt de historische gegroeide verschillen tussen sectoren weg, die in de nieuwe situatie wellicht moeilijk te rechtvaardigen zijn. Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit dat bedrijven in de energiesector (zij betalen nu circa 25% van de begroting voor energieregulering) en vervoersector (zij betalen nu niet) meer gaan betalen. Voor bedrijven in de telecom- en postsector (betalen nu circa 85% van de OPTA-begroting) betekent dit dat zij minder gaan betalen ten opzichte van de huidige situatie. Dit vloeit ten dele voort uit de introductie van een uniform kostenbegrip. Bij Algemene Maatregel van Bestuur zal de financiering nader worden ingevuld.
Wij verwijzen naar onze algemene reactie. Het Loodswezen ziet – noch vanuit het goed functioneren van de ACM, noch vanuit de Loodsenwet – enige reden of belang voor een dergelijke stap. Deze is – gelet op het geldende cost-plus systeem – ook niet in het belang van de gebruikers.

Bijlage