Wetsvoorstel afschaffen verplichte maatschappelijke stage

Reactie

Naam Stichting MOOI (Makelaar Maatschappelijke Stages M Arnouts)
Plaats Zoetermeer
Datum 21 mei 2013

Vraag1

Wat vindt u van de voorgenomen verandering van de wettelijke verplichting tot het doen van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs naar de mogelijkheid voor scholen om de maatschappelijke stage als facultatief programmaonderdeel aan te bieden?
Vanuit de overheid wordt het steeds belangrijker gevonden om eigen verantwoordelijkheid en initiatief van burgers te stimuleren en het vrijwilligerswerk te versterken. De maatschappelijk stagiairs van nu zijn nog steeds de vrijwilligers van de toekomst. Ook als de verplichting tot het volgen van een maatschappelijek stage (MaS) straks vervalt zal het belang van het investeren in de jonge vrijwilliger dus groot zijn.
Eén van de doelen van de MaS is het verhogen van de kans dat jongeren zich voor de samenleving gaan inzetten, waardoor er meer vrijwilligers komen en de sociale cohesie wordt vergroot. Jongeren maken op een jonge leeftijd kennis met vrijwilligerswerk en met wat er buiten hun eigen leefwereld gebeurt.
De afgelopen jaren is er een gedegen netwerk en een goede samenwerkingsstructuur ontstaan tussen verschillende betrokken partijen. De makelaar MaS is hierbij de verbindende en ondersteunende factor tussen de gemeente, de scholen en organisaties geweest.
Omdat de MaS in de meeste gemeentes inmiddels breed gedragen wordt en bekend is, zou het een verspilling zijn van de tot nu toe gedane investeringen en de opgeleverde resultaten om hier geen voortgang aan te geven.
Als de verplichte kaders in 2015 wegvallen komt er meer ruimte voor eigen invulling. Jongeren kunnen met eigen initiatieven komen en hoeven niet meer alleen “vaste stageklussen” te doen. Organisaties kunnen beter aangeven wat zij voor ondersteuning nodig hebben en dit, samen met jongeren, op elkaar afstemmen. Dit vraagt om een nieuwe benadering, waar met de opgedane ervaring en expertise op ingespeeld kan worden.
Hiervoor moeten echter wel financiële middelen worden vrijgemaakt, de scholen moeten hierin willen investeren en er tijd voor vrij maken. Gezien de huidige financiële ontwikkelingen en de druk binnen het onderwijs, is het niet waarschijnlijk dat dit gaat gebeuren.
Mijns inziens zou men er dus verstandig aan doen om de verplichting te handhaven en te bezuinigen op de financiële tegemoetkoming voor scholen en gemeentes in plaats van deze geheel te laten vervallen.

Bijlage