Wet kwaliteit incassodienstverlening

Reactie

Naam Verbond van Creditmanagement Bedrijven (Ingrid Kok)
Plaats Utrecht
Datum 18 maart 2020

Vraag1

Wilt u reageren op dit wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.

Bij de totstandbrenging van dit conceptwetsvoorstel is veel gesproken over de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 20 van dit concept, het nieuwe artikel 6:96, achtste lid, BW). Wij zijn in het bijzonder benieuwd naar uw opvatting over de verwachte effecten van de nu voorgestelde regeling. Of het volgens u eenvoudiger kan. En dan vooral ook: hoe?
Als Haagse Commissie van de VVCM ( Vereniging Voor Credit Management) en de VCMB ( Verbond van Creditmanagement Bedrijven) hebben wij actief geparticipeerd in het gehele traject dat vooraf is gegaan aan het Wetsvoorstel. Dit vanaf de eerste bijeenkomst met Carola Schouten en Keklik Yucel in 2016 tot en met de laatste bijeenkomst in Den Haag op 9 december 2019. Zowel op individuele basis als Haagse Commissie hebben wij ook losse afspraken gehad met verschillende medewerkers van het Ministerie. Om van scratch af aan in de materie te moeten duiken om vervolgens op relatief korte termijn met dit Wetsvoorstel te komen wekt bewondering. Ook het feit dat marktpartijen voldoende mogelijkheden hebben gekregen om in het gehele proces te participeren wordt erg gewaardeerd.

Wij hebben slechts een paar opmerkingen naar aanleiding van het wetsvoorstel.

1.In het Wetsvoorstel is vastgelegd hetgeen al eerder door het ministerie is aangegeven, te weten dat het de bedoeling is dat alleen incassozaken op consumenten onder de certificering vallen en niet de B2B incassozaken. Bij deze laatste categorie vinden de miststanden immers ook niet plaats.
Tijdens de bijeenkomst op 09 december 2019 in Den Haag is uitdrukkelijk besproken of incassozaken op eenmanszaken, ZZP’ers en VOF’s onder de regeling dienen te vallen. Volgens het Wetsvoorstel is dat het geval. In de toelichting art 3.2.2. wordt dit summier onderbouwd. Nogmaals willen wij benadrukken dat het ons verstandig lijkt om dat niet te doen.

Ten eerste omdat ook die partijen deelnemen aan het handelsverkeer en dus ondernemer zijn. Het deelnemen aan het handelsverkeer en het zijn van ondernemer brengt met zich mee dat ze in staat moeten zijn om zich te kunnen verdedigen tegen ongewenste incasso praktijken.

Minstens zo belangrijk is echter dat wij vinden dat er aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande regelgeving die betrekking heeft op incassokosten zoals artikel 6: 96 lid 5 BW en artikel 6:119 a lid 1 BW.

Daarbij wordt expliciet als definitie gegeven dat een natuurlijk persoon die handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep (zoals eenmanszaak, VOF) onder de reikwijdte van de B2B transacties moet vallen.

Verschillende definities in een en hetzelfde speelveld over wie als particulier wordt beschouwd en wie niet, zal erg verwarrend overkomen en dus aanleiding geven tot misverstanden.