Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Dit wetsvoorstel betekent een flagrante schending van het beginsel van de scheiding van kerk en staat. De overheid heeft wel een taak m.b.t. de kerk, maar die taak is een voorwaardenscheppende. De kerk heeft ook een taak m.b.t. de overheid. De opdracht is om voor de overheid te bidden.
Dat misstanden bij informeel onderwijs om regulering vragen is evident, maar met het huidige wetsontwerp worden kerken onder toezicht van de overheid gesteld. De kerk onderwerpt zich aan het bevoegde gezag, maar tegelijkertijd aan een hoger gezag en dat is het gezag van het Woord van God. Dat is door de eeuwen heen het geval geweest. Als dat vandaag niet meer strookt met de opvatting van de mainstream in de samenleving, mag dat geen reden zijn voor de overheid om op welke wijze dan ook daar invloed op uit te oefenen. Niet alleen is het een flagrante schending van het beginsel van de scheiding van kerk en staat, maar tast de grondwettelijke vrijheid van godsdienst op grond van gedachtengoed dat haaks staat op de christelijke normen en waarden die onze samenleving eeuwenlang hebben gestempeld. De overheid vervreemdt zich op deze wijze van een substantieel deel van de samenleving, dat juist de meest stabiele factor is van die samenleving. Het kan en mag niet zo zijn dat dit deel zich tegen de overheid gaat keren, omdat het zich tot in het diepste van haar bestaan door dit wetsvoorstel gekrenkt voelt.