Wetsvoorstel Erfgoedwet

Reactie

Naam Gemeente Westerveld (B.H. Stikfort)
Plaats Diever
Datum 14 juli 2014

Vraag1

Wat vindt u van de algemene uitgangspunten van de wet zoals in paragraaf 1.3 van de toelichting zijn geformuleerd?
Te summier. Eigenlijk dusdanig summier, dat hier niet een objectief oordeel over gegeven kan worden. Goed is dat het beschermingsregime van bestaande wetgeving wordt overgenomen en dat er meer begrip komt voor de (gebruiks-) wensen van de eigenaar / gebruiker.

Vraag2

Wat vindt u van de bepaling dat overheden deskundigenadvies moeten inwinnen alvorens over te gaan tot het vervreemden van een cultuurgoed of (deel)collectie van hoge kwaliteit?
Een goede zaak.

Vraag3

Hoe beoordeelt u de verandering waarmee de zorg voor de rijkscollectie en de financiering van de kosten voor het beheer van de rijkscollectie op structurele wijze wettelijk worden vastgelegd?
Goed dat dit gebeurd. Echter, in hoe verre staat het Rijk hier borg voor? Of komt alles tzt volledig ten laste van lokale overheden?

Vraag4

Wat vindt u van het voorstel om de minister van OCW te verplichten om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden als de eigenaar deze kosteloos wenst over te dragen aan de Staat?
Uitstekend

Vraag5

De Erfgoedwet beoogt andere partijen dan de Staat, zoals bijvoorbeeld musea, beter in staat te stellen om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen. In welke mate denkt u dat dit ertoe bijdraagt dat beschermd cultuurgoed voor Nederland wordt behouden?
In positieve zin!

Vraag6

In welke mate denkt u dat het invoeren van een stelsel voor wettelijk geregelde certificering in de archeologie leidt tot de verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek?
Voor wat betreft archeologie is het belangrijk dat er nog goed wordt gekeken naar de certificering en wat daar de meerwaarde van is. Wat is het verschil met het opgravingsvergunningenstelsel? De nadruk ligt op de controle van processen, maar geeft dit ook inhoudelijke kwaliteit? Ik ben bang van niet. Het huidige stelsel is ook geen garantie voor inhoudelijke kwaliteit.
Daarnaast zal het een grote kostenpost zijn. Bedrijven en zzpr-ers moeten dit wel kunnen betalen. Ook voor gemeentelijke diensten zal het een kostbare zaak zijn en het kan betekenen dat dit voor gemeente een reden kan zijn om niet meer aan archeologie te doen.
En waarom is er geen certificering voor beleidsarcheologen? Moet daar ook niet de kwaliteit en inhoudelijke kennis van geborgd worden? Lijkt mij een eerste vereiste. Juist aan de voorkant is het noodzakelijk dat er goed wordt geadviseerd, levert later minder problemen en kosten op.
Verder vind ik het verontrustend dat de PUMA-eisen uitgaan van HBO-niveau, niet voor alles, maar voor veel zaken is toch echt een WO-niveau noodzakelijk (bij voorbeeld voor het opstellen van PvE’s, toetsen van rapporten en adviseren van B en W). Dit is ook vastgelegd in de KNA 3.2 (het kwaliteitshandboek van de archeologische wereld).

En hoe gaan ze om met het gat tussen het vaststellen van de erfgoedwet en de omgevingswet? Volgens mij gaat dat ook lekker wringen

Vraag7

Wat vindt u van de wijze waarop handhaving en toezicht op beheerders van museale cultuurgoederen wordt georganiseerd en geharmoniseerd?
Geen mening.

Vraag8

Wilt u nog op andere onderdelen van dit wetsvoorstel reageren?
Ik mis de link met de aangewezen UNESCO Werelderfgoederen in dit voorstel; en daarbij: de sites en objecten die door de Nederlandse overheid op de z.g. 'voorlopige' Nederlandse Werelderfgoedlijst zijn geplaatst. In zowel de VER als het BARRO stelt het Rijk immers, dat zij verantwoordelijk is- en blijft voor de bescherming van Werelderfgoederen. Sterker nog, deze dienen volgens deze stukken, de 'hoogst mogelijke' bescherming te genieten. Conform de Nederlandse wetgeving is dat rijksbescherming. De schoen knelt vwb Werelderfgoederen- en potentiële Werelderfgoederen versus het besluit vergunningvrij bouwen. Vooral de sites en objecten die géén rijksbescherming genieten (het zij als rijksmonument, het zij als beschermd stads- of dorpsgezicht) kunnen in ernstige mate worden aangetast door dit besluit. Bescherming volgens een lokale (gemeentelijke-/provinciale) erfgoedverordening biedt geen soelaas; omdat deze ondergeschikt zijn aan rijksregelingen zoals het BOR. In hoeverre wordt hier rekening mee gehouden? Werelderfgoederen binnen het Koninkrijk zouden een belangrijke status moeten krijgen in de nieuwe wetgeving.

Voor wat betreft beschermde gezichten en beschermde monumenten is het besluit vergunningvrij bouwen in omvangrijke mate aangepast. Dit is een gegeven die bijdraagt in draagvlak onder eigenaren, gebruikers en bewoners. Echter, hierdoor kan er een grijs vlak ontstaan over 'wat' wel- of niet 'vergunningvrij' uitgevoerd kan worden. Hierop is op geen enkele wijze controle mogelijk, tenzij incidenteel of naar aanleiding van een melding. Wij pleiten daarom om voor de beschermde gezichten en -monumenten het vergunningvrij bouwen stelsel te handhaven, maar hier een meldingsplicht voor op te nemen. Binnen o.a. de milieuwetgeving wordt al jaren met een meldingsplicht gewerkt en de resultaten zijn ook zeer tot tevredenheid van zowel gebruiker als gemeente / RUD. Vanuit de expertgroep die de impact van de Omgevingswet op het domein Vergunningverlening, Handhaving en Toezichthouden heeft onderzocht, is dit ook door ons ingebracht. We pleiten dus nadrukkelijk voor de invoering van een meldingsplicht.

Bijlage