Wetsvoorstel Erfgoedwet

Reactie

Naam Nationale UNESCO Commissie (AA Imhof)
Plaats Den Haag
Datum 10 juli 2014

Vraag1

Wat vindt u van de algemene uitgangspunten van de wet zoals in paragraaf 1.3 van de toelichting zijn geformuleerd?
Het uitgangspunt van de nieuwe Erfgoedwet is dat het een integrale wet is. Maar de voorliggende concept tekst is volgens de Nationale UNESCO Commissie niet compleet.
Paragraaf 1.3 stelt dat internationale verplichtingen die Nederland op het gebied van cultureel erfgoed is aangegaan, onverkort in het wetsvoorstel worden meegenomen. Dit is niet het geval.
De UNESCO 1970 Conventie m.b.t. het tegengaan van illegale handel in cultuurgoederen en de 1954 (1999) Conventie over de bescherming van cultuurgoederen in geval van een gewapend conflict komen aan de orde met de opname van de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied in de Erfgoedwet. Twee andere, geratificeerde UNESCO Conventies, het Werelderfgoedverdrag uit 1972 en de 2003 Conventie ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed worden niet genoemd, terwijl deze ook (nationale) verplichtingen met zich meebrengen (zie bijlage voor specifieke verdragsteksten).
Aangezien de Monumentenwet grotendeels overgaat in de Omgevingswet moet er op worden toegezien dat de verplichtingen uit het Werelderfgoedverdrag wettelijk verankerd zijn.
Alleen in de inleiding van de Memorie van Toelichting wordt ingegaan op de maatschappelijke betrokkenheid bij erfgoedzorg. In de wetsartikelen is geen aandacht voor bijvoorbeeld erfgoedgemeenschappen en vrijwilligers, terwijl dit wel degelijk mogelijk is. Het UNESCO Immaterieel Erfgoed Verdrag biedt hiervoor een passend juridisch kader.

Vraag2

Wat vindt u van de bepaling dat overheden deskundigenadvies moeten inwinnen alvorens over te gaan tot het vervreemden van een cultuurgoed of (deel)collectie van hoge kwaliteit?
-

Vraag3

Hoe beoordeelt u de verandering waarmee de zorg voor de rijkscollectie en de financiering van de kosten voor het beheer van de rijkscollectie op structurele wijze wettelijk worden vastgelegd?
-

Vraag4

Wat vindt u van het voorstel om de minister van OCW te verplichten om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden als de eigenaar deze kosteloos wenst over te dragen aan de Staat?
-

Vraag5

De Erfgoedwet beoogt andere partijen dan de Staat, zoals bijvoorbeeld musea, beter in staat te stellen om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen. In welke mate denkt u dat dit ertoe bijdraagt dat beschermd cultuurgoed voor Nederland wordt behouden?
-

Vraag6

In welke mate denkt u dat het invoeren van een stelsel voor wettelijk geregelde certificering in de archeologie leidt tot de verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek?
Met betrekking tot archeologie willen wij hierbij een algemene opmerking plaatsen:
Vooruitlopend op de mogelijke ratificatie van de UNESCO 2001 Conventie ter Bescherming van het Cultureel Erfgoed Onderwater is het belangrijk dat de nieuwe Erfgoedwet voldoende ruimte biedt om de verplichtingen die voortkomen uit dit UNESCO-verdrag te kunnen integreren, zodat aanvullende implementatiewetgeving t.z.t. niet meer nodig is. Met het aanpassen van de omschrijvingen van ‘archeologisch onderzoek’ en ‘opgravingen’ om de verstoring van waardevolle scheepswrakken tegen te kunnen gaan en in algemene zin het maritieme erfgoed beter te kunnen beschermen, is de eerste stap gezet.

Vraag7

Wat vindt u van de wijze waarop handhaving en toezicht op beheerders van museale cultuurgoederen wordt georganiseerd en geharmoniseerd?
-

Vraag8

Wilt u nog op andere onderdelen van dit wetsvoorstel reageren?
De Nationale UNESCO Commissie adviseert de Nederlandse overheid over ratificatie en implementatie van de UNESCO Cultuur Conventies. Onze reactie richt zich daarom uitsluitend op internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan betreffende de bescherming en bevordering van cultureel erfgoed.
Dit betreft ook de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Een van de taken van de Nationale UNESCO Commissie is de belangen behartigen van Caribisch Nederland, als het gaat om UNESCO zaken.
Hoewel de nieuwe Erfgoedwet een integrale wet zou moeten zijn, is deze blijkbaar niet van toepassing op Caribisch Nederland. In paragraaf 1.7 wordt gesteld dat vanwege het beleid van legislatieve terughoudendheid de implementatiewetgeving van het eerste protocol Haags Verdrag 1954 inzake gewapende conflicten en het UNESCO-verdrag 1970 inzake de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht nog niet zijn bekrachtigd op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De verplichtingen die voortkomen uit de UNESCO Conventies, waaronder ook het Werelderfgoedverdrag en de Conventie ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed zijn wel degelijk van toepassing zijn op Caribisch Nederland. Nederland moet zich daarom inspannen om ook op lokaal niveau goede wetgeving te hebben, via de nieuwe Erfgoedwet of op andere wijze.

Bijlage